Zijn stadsvossen op weg om zichzelf te domesticeren?

Opportunisten als ze zijn, vinden vossen goed hun draai in onze steden. Het afval dat wij als mens achterlaten vormt een wel erg aanlokkelijke voedselbron. Maar het stadsleven heeft als gevolg dat vossen uiterlijke verschillen vertonen met hun soortgenoten op het platteland.

Kevin Parsons, evolutionair bioloog verbonden aan de University of Glasgow, haalde de uitgebreide collectie vossenschedels van het Nationaal Museum van Schotland van onder het stof en deelde ze op naargelang hun afkomst. Hij maakte een onderscheid tussen schedels afkomstig uit de stad en die van het platteland. Daaruit bleek dat er zich duidelijke verschillen aftekenen in de morfologie van de schedels 

'De vossen uit de stad hebben een relatief kortere maar wijdere snuit in vergelijking met vossen op het platteland,' vertelt Parsons. 'We weten dat dergelijke morfologische verschillen de werking van de kaak sterk beïnvloeden. Kortere maar wijdere kaken betekenen dat de beet van vossen minder snel is, maar krachtiger.'

 

'Een krachtige beet helpt bij het openen van dozen, vuilniszakken en vuilnisemmers'

De variatie in schedelmorfologie valt terug te brengen op verschillen in het dieet van de dieren, aldus Parsons. 'In steden eten vossen veel meer voedselafval. Dat type voedsel is stationair, het loopt niet weg. Een snelle beet is dus minder noodzakelijk, al jagen stadsvossen nog wel op kleinere prooien zoals muizen, ratten en duiven. Tegelijk helpt een krachtige beet bij het openen van dozen, vuilniszakken en vuilnisemmers.'

Kleiner brein

Vossen zijn lang niet de enige dieren waarbij het stadsleven een invloed heeft op hun uiterlijk. Dat fenomeen is gedocumenteerd bij heel wat soorten. Dat er morfologische verschillen opdoken was niet meteen een verrassing. 'Omdat vossen in de stad er een heel ander dieet op na houden wisten we wel op voorhand dat er een zekere variatie zou zijn. Maar wel opmerkelijk is het feit dat hun brein kleiner bleek. Bij andere stadszoogdieren zoals muizen bijvoorbeeld zien we net het omgekeerde, die hebben net een grotere herseninhoud in een stedelijke habitat. Die twee fenomenen samen – kortere, wijdere kaken en een kleiner brein – doen denken aan wat er gebeurt qua morfologie in het proces van domesticatie. Voor vossen hebben we daar een goed beeld over dankzij een Russisch experiment met zilvervossen.'

Het experiment waarnaar Parsons verwijst ging van start in 1959 en loopt nog steeds. In een poging de domesticatie van wolven beter te begrijpen begonnen biologen Dmitri Belyaev en Lyudmila Trut zilvervossen te selecteren op tamheid. Over de generaties verloren de dieren inderdaad hun schuwheid, maar tekende er zich ook morfologische verandering af. De vossen kregen gekrulde staarten, een gevlekt vachtpatroon en ook hun schedel vertoonde dezelfde veranderingen als die van de stadsvossen.

Bioloog Dmitri Belyaev met zijn tamme vosjes.

Navolging van de hond?

Het onderzoek van Parsons spitste zich toe op morfologische verschillen, maar het zou interessant zijn om ook het gedrag van de stadsvossen onder de loep te nemen. Anekdotisch bewijs lijkt aan te geven dat stadsvossen hun natuurlijke schuwheid grotendeels verloren hebben. 'Dat is opmerkelijk, want het lijkt erop dat vossen zichzelf in een soort domesticatieproces duwen door zich dicht bij mensen op te houden.'

'Het kan ons ook iets vertellen hoe de domesticatie van honden is verlopen. Daarover bestaan geen eenduidigheid. Het experiment in Rusland is bedoeld om dat proces beter te begrijpen en selecteert enkel op tamheid. Maar bij stadsvossen zien we dat een veranderd dieet ook tot morfologische verandering leidt, en waarschijnlijk ook het gedrag beïnvloedt. Misschien dat het bij wolven ook zo gegaan is. Gedrag zal zeker een rol gespeeld hebben, maar is niet de enige factor die tot domesticatie heeft geleid.'