Zo complex is dierenvriendschap: ‘De sterkte van sociale verbanden bepaalt wie wat krijgt’

Samenwerking en wederzijdse hulp zijn heel gewoon onder dieren die in groepen leven. Ze vormen de basis voor sociale verbanden. Maar hoe zitten die precies in elkaar? Een nieuw model brengt de complexiteit in kaart.

Om sociale verbanden bij dieren te beschrijven, steunen biologen doorgaans op de speltheorie. Maar die wiskundige beschrijving van beslissingsgedrag is eigenlijk te rigide om de complexiteit van sociale relaties onder dieren te vatten. Een nieuw model brengt daar verandering in.

'Biologen hebben op basis van observaties allerlei complexe ideeën ontwikkeld over sociale verbanden onder dieren,' aldus professor Olof Leimar (universiteit van Stockholm). Hij is gespecialiseerd in toepassingen van de speltheorie in de biologie. 'Maar die sociale verbanden passen niet in de speltheorie, want die beperkt zich tot interacties van twee individuen en hun onderlinge wederkerigheid op korte termijn. Sociale relaties zijn complexer dan dat, ontwikkelen zich over langere tijd, en bestaan uit een groot aantal interacties. Bovendien groeien verbanden in de context van een groep, niet louter tussen individuen.'

'Vampiervleermuizen leven in groepen van soms wel vierduizend individuen, maar de dieren vormen in die grote zwerm kleine groepjes waar ze telkens naar terugkeren'

Om te komen tot een model dat beter aansluit bij geobserveerd gedrag, brachten Leimar en zijn collega's inzichten uit de dierenpsychologie de speltheorie binnen. Dat toetsten ze aan data over sociaal gedrag bij vampiervleermuizen. 'Vampiervleermuizen zijn sociale dieren die bijvoorbeeld in grote groepen samenkomen en eten delen. De onderlinge hiërarchie speelt minder sterk dan bij primaten, en ze zijn makkelijker te bestuderen dan bijvoorbeeld dolfijnen. Daarom weten we veel over hun sociale leven.'

Dierenpsychologie

Het model dat Leimar ontwikkelde focust op de voorwaarden waaronder sociale relaties tussen groepsleden samenwerking bevorderen. 'Ons nieuwe model sluit veel nauwer aan bij waarnemingen, en laat zien hoe ze gradueel ontstaan op basis van een geschiedenis van het wederkerig verlenen van gunsten en recent gedeelde activiteiten. Het combineert elementen uit de dierenpsychologie met de speltheorie, meer bepaald het Rescorla–Wagnermodel. Dat beschrijft hoe tijdens het leerproces de kracht van associatie tussen verschillende prikkels groeit. Analoog met die regel groeien sociale relaties in ons model uit het uitwisselen van hulp en gunsten doorheen de tijd. De sterkte van die sociale verbanden bepaalt op zijn beurt wie wat krijgt.'

Op basis van de observaties van het gedrag van vampiervleermuizen nam Leimar nog andere elementen mee in zijn model. 'Om andere dieren te helpen, zijn kleine sociale eenheden nodig. Dat kunnen evengoed subgroepen binnen een groter geheel zijn. Concreet: vampiervleermuizen houden zich overdag op in groepen van soms wel vierduizend individuen, maar de dieren vormen in die grote zwerm kleine groepjes waarnaar ze telkens terugkeren. Hulp in de vorm van voedsel wordt ook sneller gedeeld met leden van de eigen 'vriendengroep'. Als twee groepen met elkaar in contact komen, vermijden individuen om sociale banden aan te gaan met leden van de andere groep. Verrassend genoeg is er een tendens om dat wel te doen met nieuwe individuen.'