Nieuwe expozaal 'Levende Planeet' moet de aarde als biotoop beter doen begrijpen

Het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel opent in 2020 een gloednieuwe permanente tentoonstellingszaal.

De zaal is goed voor 2000 vierkante meter extra exporuimte, waarmee de totale tentoonstellingsoppervlakte in het museum op 8000 vierkante meter komt.

Levende Planeet bestaat enerzijds uit een eclectische verzameling van opgezette dieren, liefst 850 soorten zullen er worden tentoongesteld. Ze vertegenwoordigen zowat alle klassen en types van dierlijk leven op aarde. Anderzijds zal er veel aandacht worden besteed aan alle mogelijke biotopen waarin het natuurlijke leven op aarde zich afspeelt. “Bedoeling is een totaalbeeld te krijgen van de biodiversiteit op de planeet”, zegt Sophie Boitsios, die het concept voor de permanente tentoonstelling heeft uitgedacht. “In de nieuwe zalen krijg je uitleg over hoe de soorten en levensvormen zich tot elkaar verhouden en hoe ze samenleven. Je krijgt er als bezoeker alle informatie om de problemen waarmee onze aarde te kampen heeft beter te begrijpen.”

De nieuwe zalen, twee bovenliggende verdiepingen, zijn gemaakt in de vroegere walviszalen, waar nog het imposante skelet hangt van een blauwe vinvis. Het skelet werd in de jaren tachtig door het dak naar binnen getakeld en is tijdens de hele renovatiewerken ter plekke blijven hangen. Het kreeg een oppoetsbeurt en waar nodig werd het gerestaureerd. In tegenstelling tot de museale setting van de jaren tachtig is nu wel voor daglicht in de zaak gezorgd. In de nieuwe zalen is ruimte gemaakt voor educatieve interactieve installaties, 3D-aanraakmodellen en visuele en audio media en animaties.

Veel van de dieren in de expo zijn afgestofte en gerestaureerde exemplaren uit de bestaande collecties. “Er is voor de expo geen enkel dier moeten sterven”, zegt taxidermiste Ellen Carlier. “We hebben niet alleen oude collectiestukken gerestaureerd, maar kregen ook dode dieren van de Antwerpse Zoo en uit revalidatiecentra voor dieren.”

In het taxidermie-atelier is haar collega Christophe De Mey bezig met het prepareren van een buizerd, die hij vandaag uit de vriezer heeft gehaald. Het dier ligt met opensperde buik op de werktafel. De Mey maakt met zijn scalpel alle vleesresten los die nog op de binnenkant van de huid van de buizerd achter zijn gebleven en trekt de volledige huid zorgvuldig helemaal van het karkas los. “Als ze onbeschadigd zijn worden de skeletten elders in het museum ook geprepareerd en bijgehouden”, zegt hij. “Het conserveringsproces voor een buizerd duurt ongeveer twee tot drie dagen. Eerst worden de dieren gevild. Bij een vogel wordt de huid gewassen en kort in een bad met alcohol gelegd, waarna hij wordt ingesmeerd met een bewaarmiddel.”

“Bij kleine zoogdieren duurt het flink wat langer “, zegt Carlier. “Tot een maand. Voor grotere dieren duurt het dan nog langer. Hun huiden moeten in grote baden worden ondergedompeld.”

Carlier is bezig met de restauratie van een Afrikaanse wilde hond. Over grote delen van zijn lijf zijn z’n haren weg. “Die worden vervangen door haar dat we gaan zoeken bij de kappers in de Matongewijk, waar je haarextenties in alle kleuren en formaten kan vinden.”

Na het looien krijgen de dieren een nieuw lichaam. Vroeger werden ze gevuld met stro, tegenwoordig gebruiken taxidermisten daar zelf geboetseerde modellen voor, of laten ze een model uitprinten door een 3D-printer.

Terwijl de taxidermisten vlijtig verder werken aan restauraties van oude en klaarstomen van nieuwe diersoorten, worden in de zalen al dieren op een houten sokkel netjes op hun plek geschoven. Een grote bruine beer, die in de natuur toch makkelijk een half ton weegt, wordt door twee werkmannen makkelijk op een karretje getild als was het een hondje. Zo raken alle gaten in de ruimte stilaan opgevuld. De opening was normaal voorzien voor het voorjaar, maar het KBIN houdt het nu voorlopig op ‘in de loop van 2020’.