Meten wat we doen. En waarom

Tijdsbestedingsonderzoek hbits brengt niet alleen tijdsduur en gedrag, maar ook de context rondom dat gedrag in kaart. ‘We willen niet zozeer weten wat mensen doen, maar wel waarom ze dat doen.’

Eind 2019 werd hbits officieel als spin-off van de VUB verwelkomd. Als onderdeel van de Humane en Sociale Wetenschappen groeide de spin-off hbits vanuit de traditie van de onderzoeksgroep TOR (Tempus Omnia Revelat – De tijd onthult alles). Die doet al sinds 1982 tijdsbestedingsonderzoek volgens eigen methodologische inzichten. Hbits bouwt sinds een jaar voort op die expertise en breekt door de grenzen van de academische wereld via hun modulaire onderzoeksplatform MOTUS.

Tijdsocioloog professor Ignace Glorieux (IG) is algemeen bestuurder van hbits: “De sociologie van de tijd werd in 1982 nog niet voor vol aangezien. In die tijd was er echter veel werkloosheid en zo werd werk herverdelen via arbeidstijdverkorting actueel. Een van onze eerste projecten met TOR was kijken naar de gevolgen van de werkloosheid in termen van tijd. Dat gaat om meer dan pure tijdsbesteding: de timing waarop je iets doet is belangrijk. Televisiekijken ’s morgens is iets anders dan ’s avonds. Tijd is meer dan enkel de duurtijd alleen, ook de context waarin je de dingen doet is belangrijk om mee te nemen.”

Zaakvoerder en onderzoeker Joeri Minnen (JM): “Een nieuwe fase ving aan in 2008. Toen kregen we in het kader van een FWO-onderzoek de kans om de beste eigenschappen van het TOR-tijdsbestedingsonderzoek en de Europese richtlijnen voor tijdsbestedingsonderzoek van Eurostat te combineren. Op basis hiervan ontstond het idee om een nieuwe, modulaire methodologie te ontwikkelen waarmee we online tijdsbestedingsdata konden vatten en de context van de handeling een prominente rol kreeg. Dankzij een Hercules-project uit 2012 slaagden we erin om MOTUS (Modular Online Time Use Survey) te ontwikkelen en om in 2013 een grootschalig tijdsbestedingsonderzoek op te zetten waarbij we, verspreid over een jaar, respondenten een week lang volgden.

'Het is niet omdat mensen meer klagen over slaapproblemen dat ze effectief ook minder slapen' tijdsocioloog en algemeen bestuurder van hbits Ignace Glorieux

Die applicatie was een enorme toegevoegde waarde omdat veel veldwerkprocessen automatisch verliepen en we naast de algemene populatie ook bepaalde doelgroepen konden onderzoeken. Met deze realisatie in handen dienden we daarop een spin-offproject in bij Innoviris (Brusselse overheid), wat voor een socioloog niet zo evident is om een businesswaardig dossier in te dienen. We kregen drie jaar om onze propositie en onze tool verder te ontwikkelen. Die tool kreeg meer slagkracht, servercapaciteit en inputsynchronisatie via sensoren. Mede dankzij dit project konden we vervolgens in opdracht van de Vlaamse overheid 10.000 Vlaamse leerkrachten bevragen naar hun werklast. Op die conclusies wordt een deel van het huidige onderwijsbeleid gebaseerd.” 

IG: “Hbits gaat dus verder dan de tijd en het gedrag van mensen in kaart brengen. Vooral de context rond het gedrag is belangrijk. We willen niet zozeer weten wat mensen doen, maar wel de redenen waarom ze tot een bepaald gedrag komen. Als je dat weet kun je ook als overheid het gedrag van mensen gaan begrijpen en vervolgens gaan bijsturen en tot een efficiënter beleid komen.”

Hoe eerlijk respondeert de mens op dergelijke vragen?

IG: “De rode draad van 36 jaar tijdsbestedingsonderzoek is dat er een groot verschil is tussen wat mensen zeggen of denken en wat ze doen, en zelfs hoe de samenleving erover denkt. Zo blijkt uit een van de onderzoeken dat de arbeidstijdverdeling in huishoudelijk werk tussen mannen en vrouwen sinds de jaren zestig nauwelijks veranderde. En al twintig jaar lang worden de arbeidstijden niet flexibeler, mensen werken zelfs minder in de avond en het weekend dan vroeger. Terwijl men juist andersom gelooft. Hetzelfde geldt voor slapen. Over een week genomen slapen we tot op de minuut evenveel als vijftig jaar geleden. Het is niet omdat mensen meer klagen over slaapproblemen dat ze effectief ook minder slapen.”

'Data worden schaars voor academici, nu ze steeds meer in handen van Google, Facebook en consorten komen' tijdsocioloog en algemeen bestuurder van hbits Ignace Glorieux

Worden jullie geconsulteerd om gedrag te voorspellen?

JM: “Nog niet, maar we willen in de toekomst gebruikmaken van een respondentenpanel dat geen waardeoordelen maar gedrag weergeeft en we willen vanuit de gedragspatronen (habits – hbits) vertrekken. Maar dit vraagt veel context-relevante informatie.”

IG: “Voorspellen is een complex gegeven. Je kunt altijd een pak cijfers in een model gooien: daar komt altijd wel iets uit. Of een databank in Amerika kopen en bijvoeden met cijfers van hier. Als socioloog hebben we niets aan mooie modellen als die ver van de realiteit staan.”

JM: “De overheid kan ook niet zomaar een beleid uitstippelen zonder te kijken naar hoe mensen werkelijk leven. Een voorbeeld zijn de files. Je zou denken: laat mensen werken op flexibele uren. Maar veel mensen die werken moeten wel om 8.30 uur aan de schoolpoort staan om hun kinderen daar af te zetten, en er terug staan om 15.45 uur als de school stopt.”

Wat brengt de toekomst?

JM: “We willen ons zowel richten op de privaat-commerciële sector als op de publieke sector. Momenteel versterken we onze portfolio door opdrachten uit te voeren voor organisaties als Eurostat, Statbel of Destatis, waarbij we naast de bevraging van respondenten ook onze onderzoeksmethodologie verder kunnen uitbouwen. Tussentijds hebben we ook opdrachten uitgevoerd voor de SNCF of Velux. We kijken ook ruimer dan enkel Europa. We hopen een samenwerkingstraject op te zetten met UN Women om tijdsbestedingsonderzoeken in het Aziatische werelddeel op te starten en om zodoende input te geven aan een SDG-goal die de onzichtbare arbeid van vrouwen en meisjes in kaart wil brengen.”

IG: “De VUB heeft ons ongelooflijk veel kansen geboden. Ze is zoals een moeder voor ons: op een bepaald moment wil je op eigen benen staan, tegelijk wil je er ook voor haar zijn. En als wij eenmaal over veel data beschikken, waarom zouden andere onderzoeksgroepen binnen de VUB daar geen gebruik van mogen maken? Data worden schaars voor academici, nu ze steeds meer in handen van Google, Facebook en consorten komen. Het is trouwens ook een commerciële troef om onze band met de VUB uit te spelen in het buitenland.”

Dit is een artikel van de Vrije Universiteit Brussel en verscheen eerder op today.vub.be