‘We moeten de waarde van ouderdom herontdekken’

Soms vertonen we gedrag dat vandaag zinloos lijkt, maar in een ver verleden een duidelijke reden had. In Eindelijk oud bekijkt gedragsbioloog Mark Nelissen de essentie van ouderdom door de bril van de evolutietheorie.

Mark Nelissen legt in zijn boek uit wat ouder worden biologisch inhoudt en waarom we er moeten naar uitkijken

Evolutionair gezien worden we nog niet zo heel lang oud. Het is nog maar dertig- tot veertigduizend jaar geleden dat onze leeftijd verdubbeld is. ‘Evolutie is een combinatie van toevallige mutaties in de genen en toevallige veranderingen in de omgeving’, zegt Mark Nelissen.

‘De genen waardoor mensen langer konden leven, komen waarschijnlijk al miljoenen jaren voor. Alleen liet de omgeving onze voorouders een hele tijd niet toe om langer te leven. Ze werden te snel opgepeuzeld of geveld door ziektes. De genen boden hen geen enkel voordeel en kregen niet de kans om zich te vermenigvuldigen.’

‘Pas toen cultuur ontstond en we kennis van de ene generatie op de andere konden doorgeven, vormden zich nieuwe omstandigheden. Ouderen kregen toen wel de kans om te blijven leven. Daardoor konden de genen zich massaal verspreiden en zijn meer mensen oud geworden.’

Wij zijn de enige soort die twee functionele levensfases kent: één waarin jongeren zich voortplanten en één waarin ouderen de samenleving structureren en veiliger maken. In tegenstelling tot vrouwen blijven mannen zich voortplanten, wellicht omdat ze nooit echt zeker zijn van hun nageslacht en daarom hun genen zoveel mogelijk moeten verspreiden. Dat uit zich in ons gedrag.

‘Als ik in een lezing vertel dat van alle grootouders de moeder van de moeder het best voor haar kleinkinderen zorgt, maken heel veel mensen zich boos. Ze beweren dat daar bij hen niets van aan is. Dat geldt ook voor mij. Ik ben de vader van de vader van mijn kleinkinderen. Volgens de theorie zou ik van alle grootouders het minst zeker zijn dat mijn kleinkinderen mijn genen dragen en zou ik bijgevolg het minst in hen investeren. Ook ik ben ervan overtuigd dat dat in mijn geval niet klopt.’

‘Bang zijn voor de dood is van hetzelfde kaliber als bang zijn voor spinnen’

‘Onderzoekers bogen zich over de kwestie. Er kwamen grote studies met veel proefpersonen en in veel verschillende omstandigheden. Zij zagen wel degelijk significante verschillen. Over een hele populatie heen knuffelt de moeder van de moeder haar kleinkinderen gemiddeld meer, geeft ze hen meer zakgeld, is ze nauwer bij hen betrokken. Andersom doet de vader van de vader zulke dingen het minst. Het is een van de honderden voorbeelden van hoe de oeroude drijfveren in onze genen nog altijd naar boven komen, ook al denken we rationeel dat dat absoluut niet waar is.’

De belangrijkste eigenschap van ouderen is dat ze veel ervaring hebben. Omdat ze weten wat er allemaal mis kan gaan, kennen ze meer angst. Evolutionair gezien zou bang zijn voor de dood even zinloos zijn als bang zijn voor spinnen.

‘Ooit vormden spinnen een gevaar voor ons. Daarom springen we nu nog op een stoel als de beestjes ons pad kruisen, ook al zijn ze vandaag bij ons allemaal onschuldig. Van zodra we dat beseffen, vermindert onze angst.’

‘Onze angst voor de dood is eigenlijk van hetzelfde kaliber. We zijn belast met een erfenis uit een ver evolutionair verleden waarin we flink ons best moesten doen om te overleven. Door bang te zijn voor de dood, zetten we alles op alles om in leven te blijven, zelfs als we gekweld werden door helse pijnen of ellende. Die evolutionaire erfenis zit zo diep in ons gedrag ingeworteld dat we haar moeilijk kunnen afschudden. Wie sterk genoeg is om dat in te zien, heeft minder angst voor de dood.’

‘Ik denk ook dat de meeste mensen bang zijn om te sterven omdat ze absoluut geen idee hebben van wat er daarna komt. Als atheïst ben ik ervan overtuigd dat er na de dood niets meer is. In een hiernamaals geloven, kan gemoedsrust bieden maar ook angst inboezemen. Niemand weet zeker wat wel en niet volgt op de dood.’

Godsdienst is ontstaan toen we ouder werden en angsten kregen, zegt u.

‘Als een chimpansee bang is voor een aanstormend luipaard, dan maakt hij dat hij weg komt. Daarna verdwijnt zijn angst. Maar als hij verder denkt, beseft hij dat de luipaard zich misschien verschuilt en later kan toeslaan. Dan blijft zijn angst duren. Het is de kostprijs van zijn intelligentie.’

‘Onze intelligentie was op een bepaald moment zodanig toegenomen dat we ons massa’s vragen begonnen te stellen die we niet meer konden oplossen. Dat deed onze angst groeien. Een godheid bood antwoorden en verdreef onze angsten.’

Ook zoeken naar de zin van het leven is zinloos, zegt de evolutietheorie. Waarom?

‘Zin wil zeggen dat je ergens naartoe gaat. Evolutie gaat nergens naartoe, die komt ergens vandaan. Ons bestaan is gewoon het gevolg van een aaneenschakeling van toevalligheden. Als je zoekt naar dé zin van hét leven, dan ga je eigenlijk tegen de evolutiegedachte in.’

‘Je kan wel je eigen leven zin geven. Dat is zelfs nuttig. Wie een doelstelling heeft – een diploma halen of een gezin stichten – krijgt een drijfveer, bereikt meer en heeft meer mogelijkheden om geluk op te bouwen.’

‘Bij ouderen is dat vaak een probleem. Ze hebben hun pensioen achter de rug en denken dat ze alles bereikt hebben wat ze konden bereiken. Dat is een kapitale fout. Je moet doelstellingen blijven maken om die kleine stapjes vooruit te voelen. Dat maakt je gelukkiger en gezonder.’

U geeft in uw boek een aantal tips om langer te leven. Het helpt om voor anderen te zorgen, om later met pensioen te gaan, en zelfs om heel actief te zijn op Facebook. 

‘Ik heb dat lang niet geloofd. Ik noemde Facebook vaak ‘Fakebook’, omdat ik ervan uitging dat vrienden op Facebook geen echte vrienden zijn. Maar onlangs bleek uit heel ernstig onderzoek dat wanneer je heel veel foto’s publiceert op Facebook, wanneer je er veel vrienden maakt en vaak gevraagd wordt als vriend, dat bijna even positief is als vrienden hebben in de echte wereld. Ik vind dat een heel boeiend gegeven.’

De tijd gaat sneller naarmate we ouder worden. Elk nieuw jaar vertegenwoordigt een kleiner percentage van je leven, en je biologische klok gaat steeds trager lopen. Toch bestaat er volgens u een manier om de tijd iets langzamer te doen gaan.

‘Jongeren ervaren tijd trager omdat ze constant nieuwe ervaringen opdoen en hun brein al die informatie voor het eerst moet verwerken. Ouderen hebben vaak het gevoel dat ze het allemaal al wel eens gezien hebben. Ze volgen elke dag hetzelfde schema, eten altijd dezelfde gerechten, volgen steeds dezelfde wandelroute. Daardoor gaat de tijd verschrikkelijk snel.’

‘Wil je als oudere de tijd wat trager laten gaan, dan moet je je dagelijkse sleur doorbreken en voor nieuwe input zorgen. Dat kan door geregeld andere steden te bezoeken, boeken te lezen, niet altijd dezelfde televisieprogramma’s te bekijken. Het is de enige manier om de tijd een klein beetje af te remmen.’

U geeft ook een beeld van de toekomst. Het meest opmerkelijke vond ik de hologrammen van onze overleden partners, waarmee we onze eenzaamheid kunnen verdrijven. Waarnaar kijkt u het meest uit?

‘Mensen willen vooral horen dat ze langer gaan leven. Wellicht wordt 140 ooit mogelijk, maar eigenlijk vind ik dat niet zo essentieel. Het is belangrijker dat je die laatste jaren gezond kunt doorbrengen.’

‘Ik denk dat we nu in een enorme stroomversnelling zijn terechtgekomen wat de kennis van ons lichaam betreft. We hebben ons genoom de voorbije 20 jaar heel grondig bestudeerd waardoor onze kennis daarover fenomenaal is toegenomen. Ik denk dat we nu met onze darmflora dezelfde weg opgaan. We hebben lang gedacht dat dat maar bacteriën zijn die horen bij onze spijsvertering. Nu weten we dat die een enorme impact hebben, op sommige punten misschien zelfs meer dan onze genen. Ik denk dat kennis daarover onze gezondheid enorm ten goede gaat komen.’

U heeft het ook over de zorginstellingen van morgen. Het Zweedse Tubbemodel spreekt u het meeste aan.

‘Ik maak me sterk dat men in de zorginstellingen van de nabije toekomst meer rekening gaat houden met de waarde van ouderdom. De kernidee van het Zweedse model is dat ouderen niet als klant worden beschouwd. Ze krijgen inspraak in het bestuur, beheren mee de instelling en bepalen het beleid samen met het personeel. Het model is meer geënt op de evolutionaire wortels van ons gedrag, waarbij ouderen gerespecteerd worden als bron van wijsheid en ervaring.’

‘Ook in jager-verzamelaargemeenschappen beslissen ouderen wat er in hun omgeving gebeurt. Daar behoudt een oudere zijn waarde, ook al kan hij niet meer zo snel bewegen. In onze samenleving is dat verdwenen, terwijl er vanuit een evolutionair perspectief geen enkele reden is om ouderen als minderwaardig te beschouwen. Ik hoop dat mijn boek jongeren ertoe aanzet weer meer waarde toe te kennen aan ouderen zodat iedereen gelukkiger oud kan worden.’