'Under pressure': gooien oogklachten bij astronauten roet in het eten?

Oogklachten staan hoog op het prioriteitenlijstje van de ruimtevaartorganisaties, maar veel vragen zijn op dit moment nog onbeantwoord. Een kort overzicht. 

Een trip naar de ruimte, het is geen lachertje. Een resem aan nefaste gevolgen op het menselijk lichaam zorgen ervoor dat astronauten serieus wat te verduren krijgen tijdens hun ruimtemissies. Eén positief kantje: het menselijk lichaam is behoorlijk goed in staat om zich aan te passen aan zo’n extreme omstandigheden en zo goed als alle ‘bijwerkingen’ verdwijnen bij terugkeer naar de thuisplaneet. Goed nieuws dus, want na enkele weken of maanden, afhankelijk van het specifieke fysiologische aanpassingsproces, keert het functioneren van de astronaut terug naar het niveau van voor de ruimtevlucht. Terug naar baseline zeg maar. En dat is om evidente redenen een goede zaak. Maar, en de oplettende lezen heeft waarschijnlijk de woordkeuze van ‘zo goed als alle’ niet gemist. Astronauten ontwikkelen immers, naast afname van spiermassa, cognitieve problemen, misselijkheid en desoriëntatie, ruimtekoorts, …, ook visuele problemen. Die laatste blijken tot dusver niet reversibel te zijn wanneer astronauten terugkeren. De oogklachten blijven dus aanwezig. En dat is een schoentje dat dus echt wel erg knelt.

De ogen komen tijdens een ruimtemissie letterlijk en figuurlijk onder druk te staan.

De eerste ‘anekdotes’ van visuele problemen (o.a. wazig zicht) bij astronauten werden al opgetekend tijdens de Mercury missies in de jaren ’60. Dit werd vervolgens verder onderzocht tijdens de Gemini missies (waarbij er geen statistisch verschillende resultaten gevonden maar). Het is pas sinds het Apollo programma dat er echte veranderingen opgemeten konden worden. Echter, het blijkt dat de duur van de ruimtemissie een belangrijke factor is: tijdens kortere missies zijn er geen of zeer bescheiden oogproblemen te zien, maar hoe langer de missie wordt, hoe substantiëler de gevolgen. Uit een recenter rapport van de US National Academy of Sciences bleek dat 30% van de Space Shuttle astronauten (missies van 2 weken) visuele problemen hadden. Bij ISS-astronauten (missies die een stuk langer zijn, ongeveer 6 maanden) klimt dit zelfs tot 60%. Geen cijfers om zomaar te negeren, zeker niet als je je bedenkt welke levensbedreigende situaties oogklachten bij astronauten teweeg kunnen brengen. Astronauten zijn heel ‘zelfafhankelijk’ tijdens een verblijf in de ruimte en dus, net heel afhankelijk van hun zicht. En die ‘zelfafhankelijkheid’ zal alleen maar groter (moeten) worden bij langere ruimtetrips, zoals naar de maan of naar Mars. Het niet scherp kunnen lezen van instructies, bijvoorbeeld in noodsituaties, het niet correct kunnen inschatten van de landingshoek of de juiste hoek om te kunnen docken, … Het zijn allemaal ongewenste scenario’s op de agenda van een ruimtereis waarbij er echt levens op het spel kunnen staan.

De herverdeling van lichaamsvloeistoffen in de ruimte (rechts luik).

Deze visuele problematiek bij astronauten staat dus heel hoog op de prioriteitenlijst bij NASA en de andere ruimtevaartorganisaties. Om de onderliggende oorzaak beter te begrijpen en, zo waarschijnlijk nog belangrijker, om er iets aan te kunnen doen. Onderzoekers zijn druk in de weer om een antwoord op die vragen te bieden. Een NASA-studie in het vaktijdschrift npj Microgravity, enkele dagen geleden gepubliceerd, vond een mogelijke link met immuniteit en inflammatie. Ze zagen namelijk dat patiënten met een verhoogde druk in de hersenen, vergelijkbaar met wat astronauten ervaren in de ruimte, tekenen van inflammatie vertoonden. Specifieker nog: ze vertoonden veranderingen in bepaalde genen die normaal een positief effect hebben op inflammatoire immuunresponsen. Het feit dat deze verandering te zien is bij patiënten, suggereert dat dit mogelijks ook het geval kan zijn bij astronauten. En dat dit dus mogelijks ook gerelateerd is aan de visuele problemen. Bovendien, het grotendeel van de structurele hersenveranderingen (veranderingen in de opbouw van de hersenen zeg maar) die we vonden tijdens mijn doctoraatsonderzoek zijn waarschijnlijk ook te wijten aan deze ‘vloeistofredistributie’, iets wat ook al door NASA gesuggereerd werd.

Met het 'oog' op de toekomst is het heel belangrijk om dit onderwerp verder uit te spitten. Omdat we gezonde astronauten willen, niet alleen wanneer ze de ruimte ingaan, maar ook wanneer ze ooit voet zetten op Mars én wanneer ze terug naar huis keren. Wordt ongetwijfeld vervolgd.