Bang voor wifi

31 mei 2013 door Eos-redactie

Een Deens schoolproject met wifi en waterkers werd deze week plots verheven tot bewijs van de schadelijke effecten van wifi-straling. Nochtans is over die effecten weinig bekend.

Een Deens schoolproject met wifi en waterkers werd deze week plots verheven tot bewijs van de schadelijke effecten van wifi-straling. Nochtans is over die effecten weinig bekend. Mogelijk is dergelijke berichtgeving zelfs slechter voor de gezondheid dan de straling zelf.

Het leest bijna als een Disney-verhaal: Zes ambitieuze schoolkinderen en een gedreven biologieleerkracht van een Deense middelbare school organiseren een experimentje in de klas, en worden met hun resultaat wereldnieuws. De leerlingen toonden aan dat wifi-straling de groei van waterkers remt. Ze verdeelden vierhonderd tuinkerszaadjes over twaalf bakjes. Zes bakjes gingen in een kamer met wifi-straling, de andere zes in een kamer zonder. De temperatuur, lichtinval en watervoorziening waren in beide kamers gelijk. Na twaalf dagen was er een opmerkelijk verschil te zien. De bestraalde zaadjes groeiden minder hard, en een aantal ging zelfs dood.

Wat betekent dat voor onze gezondheid, nu wifi zowat altijd en overal aanwezig is? Wel, helemaal niets eigenlijk. Het experiment is een leuke praktijkopdracht, waarmee de leerlingen een schoolprijs wonnen, maar meer ook niet. Toch ging het onderzoekje na een vermelding op de website van de Deense nationale omroep in geen tijd de wereld rond als onomstotelijk bewijs van de gevaren van wifi-straling.
 


 

De eerste criticus die de knip-en-plak-trein van nieuwsmedia een halt toeriep was de Noorse wetenschapsjournalist Gunnar Tjomlid. Hij merkte terecht op dat er nogal wat reukjes aan het experiment zijn. Zo stonden in de wifi-kamer laptops dicht bij de plantjes, wat de temperatuur lokaal kan hebben beïnvloed. Het experiment werd op dag 13 gestopt, niet omdat het zo vooraf was vastgelegd, maar omdat ‘het resultaat nu wel duidelijk genoeg was’. Het is volgens Gunnar Tjomlid niet onwaarschijnlijk dat de trager groeiende waterkers de andere nog had ingehaald.

De leerlingen wisten bovendien welke waterkers aan straling onderhevig was, en gingen er op voorhand van uit dat het met de bestraalde waterkers slechter zou aflopen. Nog problematischer is echter dat de leerlingen de resultaten van een eerste onderzoekje wegmoffelden nadat ze in een tweede experiment een groter effect vonden. Veel blijft dus niet heel van het schoolproject.

Eenzame publicatie is bullshit

En zelfs indien wetenschappers in gecontroleerde omstandigheden in een lab een soortgelijk resultaat hadden behaald, was dat nog geen aanleiding geweest om verregaande conclusie te trekken. ‘Individuele stralingsstudies zeggen op zich niets. Wat telt zijn ‘meta-analyses’, zegt Maurits De Ridder van de vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde aan de Universiteit Gent in Eos (februari, 2011). ‘Bij zo’n meta-analyse nemen de beste epidemiologen ter wereld alle relevante studies onder de loep en beoordelen de kwaliteit ervan. Dat is nodig omdat er – al dan niet moedwillig – wel eens fouten worden gemaakt (zie ‘Studies manipuleren voor dummies’ onderaan dit artikel). Vervolgens trekken ze conclusies uit de beste en kijken ze of ze de resultaten van de minder goede studies kunnen verklaren door fouten en vertekeningen. Naar dat soort meta-analyses moet je kijken, de rest is bullshit.’

Maar het is net een selectie uit de studies die wél een verband vinden die telkens opnieuw de media halen. ‘En van het lijstje met beperkingen en mogelijke vertekeningen dat de onderzoekers aan hun studie toevoegen, nodig om de resultaten juist te kunnen interpreteren, is meestal niets terug te vinden. Meta-analyses die geen verband vinden met kanker, hart- en vaatziekten of invloed op het immuunsysteem halen de krant niet. Wel een studie die een afwijkend resultaat oplevert, maar dat is van een totaal andere orde.’

Iedereen heeft gelijk

Toch wil niemand gezegd hebben dat de straling van gsm’s en zendmasten volstrekt onschadelijk is. Eén reden daarvoor is de factor tijd. Het gaat om een relatief jonge technologie en de meeste epidemiologische studies kijken naar de gevolgen van blootstelling aan radiogolven gedurende maximaal tien jaar. ‘Als we zeggen dat er geen verband is tussen gsm-gebruik en hersentumoren, dan gaat dat over gsm-gebruik gedurende minder dan tien jaar’, zegt De Ridder. ‘Over de gevolgen op lange termijn weten we eigenlijk niets, al maakt laboratoriumonderzoek naar biologische effecten een verband onwaarschijnlijk. Maar ook in die richting geldt dat niet als bewijs.’

Stefaan Van Gool, kankerspecialist aan het Universitair Ziekenhuis Leuven, heeft daar een andere mening over. ‘Biologische effecten mogen dan geen sluitend bewijs zijn voor gezondheidsschade, sommige ‘ruiken’ naar kanker. We kunnen dus maar beter voorzichtig zijn.’ Van Gool verwijst naar de beslissing van de Europese Commissie om het gebruik van bisfenol A, een stof die plastic soepel maakt, te verbieden in zuigflessen. ‘Ik zou wel eens willen zien hoeveel studies onomstotelijk bewijzen dat bisfenol A schadelijk is voor baby’s. Toch wordt het gebruik ervan aan banden gelegd. Ik vind dat we ook voor radiogolven het voorzorgsbeginsel moeten toepassen. Hou de stralingsintensiteit zo laag als redelijkerwijs haalbaar is, en vermijd blootstelling indien mogelijk.’

Nocebo-effect

Het Deense schoolexperiment - wifi-straling is schadelijk voor waterkers (en dus vermoedelijk ook wel voor ons) – is een typevoorbeeld van de vrij eenzijdig negatieve berichtgeving als het over elektromagnetische straling gaat. In november 2010 ging soortgelijk nieuws al eens vanuit Wageningen de wereld rond. In een proefopstelling van de afdeling plantcelbiologie van de Nederlandse universiteit leidde wifi-straling tot verkleuring en afsterven van bladeren van jonge essen. De nuance en duiding achteraf, zowel door de onderzoekers zelf als door het Kennisplatform Elektromagnetische Velden, dat 65 publicaties verzamelde die geen invloed op planten vonden, bleef onzichtbaar achter die eerste onrustbarende berichtgeving, die nog extra gevoed werd door actiegroepen op het internet.

Een recent Brits onderzoek suggereert dat dergelijke verdachtmakende berichtgeving - en dus niet de straling op zich – de echte oorzaak zou kunnen zijn van waargenomen gezondheidsklachten. De wetenschappers van het King’s College in Londen spreken van een nocebo-effect, de ‘ziekmakende’ tegenhanger van het ‘genezende’ placebo-effect. In het onderzoek kregen vrijwilligers eerst of een geruststellend of een verontrustend nieuwsbericht over wifi-straling te zien. Daarna moesten ze een kwartiertje in een kamer doorbrengen waar – zogezegd – wifi-straling aanwezig was en lichaamssensaties beschrijven.

De kijkers van het negatieve filmpje rapporteerden veel meer symptomen zoals concentratieproblemen, duizeligheid en hoofdpijn. De Britse onderzoekers ontkennen niet dat er mogelijk – nog niet aangetoonde – effectieve langetermijneffecten van straling kunnen bestaan, maar waarschuwen wel dat door de veelal negatieve berichtgeving rekening gehouden moet worden met onbewuste verwachtingseffecten. (ddc, kv)



Studies manipuleren voor dummies

Harde bewijzen voor de schadelijkheid van radiogolven blijven uit omdat de telecom- industrie systematisch onderzoek financiert waaruit geen effect blijkt, net zoals dat in het verleden in het onderzoek naar asbest en roken is gebeurd. Het is een argument dat anti-stralingsactiegroepen vaak aanhalen. Dat er een verband is tussen financiering en onderzoeksresultaten, is bewezen. Zwitserse onderzoekers stelden vast dat exclusief door de telecomindustrie betaalde studies beduidend minder effecten vaststelden.

Volgens Maurits De Ridder van de vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde aan de Universiteit Gent volgt daaruit niet automatisch dat de studies zijn vervalst. ‘Een mogelijke verklaring is ook dat die studies vaak groter en beter zijn. Maar een epidemiologische studie in elkaar steken waaruit geen effect blijkt, is helemaal niet moeilijk. Dat kan onder meer door de stralingsblootstelling fout te evalueren – zodat het lijkt alsof de proefpersonen aan hoge stralingsdosissen werden blootgesteld terwijl dat niet zo was, of omgekeerd – of ervoor te zorgen dat de personen in de controlegroep uit een lagere sociale klasse komen, met een sowieso al hogere kans op bepaalde ziektes.’

Maar ook het omgekeerde is mogelijk. Sommige studies lijken te zijn opgezet om wél effect te vinden. ‘Dat kan onder meer door suggestieve bevraging. Vraag bijvoorbeeld aan mensen die rond een zendmast wonen of ze sinds de plaatsing van die mast meer last hebben van hoofdpijn of slapeloosheid en je zult positieve antwoorden krijgen.’ Vaak zit het probleem niet in het onderzoek op zich, maar in de conclusies die eruit worden getrokken. ‘Zo worden in het vaak aangehaalde Bioinitiative Report causale verbanden gelegd op basis van totaal onwetenschappelijke criteria.’ Slecht onderzoek vind je dus overal. ‘Maar moedwillige fraude is moeilijk aan te tonen. Veel slechte studies zijn volgens mij vooral het resultaat van een gebrek aan middelen en epidemiologische kennis.’  
 

Dit artikel verschijnt in Eos Weekblad op iPad
Elke vrijdag bieden we u een nieuwsgedreven weekblad, gelardeerd met beeld en geluid. De Eos-app kunt u gratis downloaden in de App-store van iTunes. Met die app haalt u de wekelijkse uitgaven gratis binnen.