Dieren van staal en smeerolie

Een robot die het wil maken in de echte wereld moet kunnen lopen, klimmen, zwemmen en, als het even kan, vliegen. Robotontwikkelaars laten zich daarvoor graag inspireren door de natuur.

Daar leidt evolutie tot beweegmechanismen die zelfs de slimste ingenieurs niet uit hun duim kunnen zuigen. En dus zijn er robots die vliegen als een libelle, zwemmen als een kwal of glijden als een slang. Soms wordt de grens tussen het echte beest en zijn mechanische kopie hilarisch dun.

In april presenteerde een Maleisische universiteit een roboteend met echte flippers. Het beestje kan ploeteren in de modder, zwemmen in het water en zelfs trappen beklimmen – heb je dat een eend van vlees en bloed ooit zien doen?

MIRO, kort voor ‘Marine Intelligence Robot’, zwemt dan weer als een dikke vis. Hij begon zijn carrière als onderwatercamera. Nu vertoeft hij in een groot zeeaquarium, waar hij toeristen animeert door tussen de haaien te zwemmen. Dan heb ik het over echte haaien, anders dan in het Britse National Marine Aquarium. Want daar kunnen bezoekers met een levensechte robothaai zwemmen. Roboshark geniet er van een welverdiend pensioen. Tot in 2003 maakte hij voor een BBC-documentaire in open water beelden van echte haaien.

Naast vliegers en zwemmers zijn vooral huisdieren populair bij robotbouwers. Spot Mini is een robothond met een lelijke dinosauruskop die vooral uitblinkt in apporteren. Zo haalt hij glazen en borden uit de vaatwasmachine om ze terug in de kast plaatsen. ANYMal is een andere robothond die pakketjes bij je thuis kan leveren. In een demofilmpje is te zien hoe de hond zijn pootje heft om op de bel te drukken en na de levering een leuk dansje opvoert.

Minder lief is K5, de robothond die meer op een rijdende vuilbak dan op een hond lijkt. Hij deelt wel een functie met honden: indringers verjagen. De levensloop van K5 is triest. De robot werd aanvankelijk goed onthaald in het winkelcentrum waar hij hangjongeren en daklozen moest buitenwerken. Maar nadat hij ook kinderen lastig begon te vallen en vervolgens klop kreeg van een woedende vader, pleegde K5 zelfmoord door zich in een fontein te storten. Later zou blijken dat K5 dan toch geen zelfmoord pleegde, maar zich van route vergiste door een falend algoritme.

Iets sympathieker is de Japanse troostrobotkat (openingsfoto). Het beest ziet er met zijn wiegende staart en zachte vacht helemaal echt uit. Op een klein detail na. De ontwikkelaars vonden het niet nodig om er een kop op te monteren.

Voor wie niets heeft met huisdieren en eigenlijk zelfs geen kamerplant in leven kan houden, is er de robotbloempot. Die analyseert onder andere de aarde waarin je kamerplant groeit en het zonlicht dat er op schijnt. Als de plant haar kopje dreigt te laten hangen, komt de robotbloempot aan je mouw trekken.

Robotbeesten kunnen soms behoorlijk griezelig zijn. Vooral militaire robots zijn daar goed in. Het Amerikaanse leger ontwikkelde in 2003 een robot die zich voedt met planten. Geniaal, want de EATR (Energetically Autonomous Tactical Robot) kan op die manier soldaten aan het front bijstaan zonder dat je hem moet bijtanken of opladen.

Helaas ging de vegetarische robot ten onder aan internethysterie. De robot gebruikt geen tanden om planten en bomen te verorberen, maar een ingebouwde cirkelzaag. Internettrollen vroegen zich al snel af of EATR niet af en toe ook eens een soldaatje zou lusten. In 2009 werd de ontwikkeling van de controversiële EATR stopgezet.

Een nog veel schrikwekkender robotwagen ontsnapte aan de online hysterie waaraan de EATR ten prooi was gevallen. Die robot wordt bestuurd door … een mot. De ontwikkelaars van de universiteit van Tokio bonden de nachtvlinder vast in een cockpit. De mot kon zijn poten alleen maar bewegen op een loopwieltje. Op die manier werden alle bewegingen van de mot automatisch uitvergroot naar de robotwagen.

Wanneer de Japanners een vrouwtjesmot in de buurt positioneerden, reed de opgewonden mot er in zijn wagen vlotjes naartoe. Komen bionische motten onze files straks nog langer maken?