Een nieuwe oplossing voor het PFAS-probleem

Een nieuwe sensor kan snel PFAS detecteren in drinkwater.

Wetenschappers hebben een sensor ontwikkeld waarmee PFAS snel gedetecteerd kunnen worden in drinkwater. Dat zijn door de mens gemaakte chemicaliën die vaak worden gebruikt vanwege hun water- en vuilafstotende eigenschappen. PFAS zitten in veel consumentenproducten, zoals pannen met een antiaanbaklaag en regenkledij, maar worden ook gezien als schadelijk vanwege hun persistentie in het milieu en mogelijke gezondheidseffecten, zoals kanker en hormoonverstoring.

Met de pas ontwikkelde sensor kunnen PFAS in drinkwater gedetecteerd worden bij concentraties zo laag als 0,2 deeltjes per miljard. De sensor werkt met lateral flow-technologie, net als sneltests voor COVID-19 of zwangerschapstesten. Behalve snel is het gebruik van zo’n sensor ook goedkoop, menen de onderzoekers.

Volgens hen zullen consumenten met dergelijke sensoren zelf hun drinkwater kunnen testen. Ook de industrie kan er PFAS-verontreiniging mee detecteren voordat de stoffen in het milieu terechtkomen. Vandaag is het niet mogelijk voor consumenten om zelf te meten hoeveel PFAS er zich in hun drinkwater bevindt. Om dat te doen, moeten zij een monster naar een laboratorium sturen, waar experts een analyse uitvoeren. Het kan maanden duren voordat zij de resultaten van de analyse terugkrijgen. De kostprijs kan in sommige gevallen oplopen tot honderden euro’s.

PFAS-sensoren moeten in staat zijn om zeer lage concentraties van de stoffen te meten. In Vlaanderen geldt voor drinkwater een limiet van maximaal 0,1 deeltjes per miljard voor de twintig meest relevante PFAS. Voor alle soorten PFAS bedraagt de bovengrens 0,5 deeltjes per miljard.