Eos Checkt

Leef je gezonder met fitnessapps en wearables?

Een vijfde van de Belgen draagt een wearable. Ook het aanbod van fitnessapps wordt steeds zichtbaarder. Heeft die technologie werkelijk nut?   

Deze factcheck is gemaakt door studenten journalistiek van de KU Leuven in samenwerking met de Eos-redactie en verscheen ook op het platform factcheck.vlaanderen.

Een wearable is een gezondheidsmeter die je bij je draagt en je inzicht geeft van allerlei medische data. Er wordt geclaimd dat deze technologie zou bijdragen aan een betere gezondheid omdat het ons meer zou doen sporten en onze prestaties en medische toestand, zoals onze bloeddruk en hartslag, bijhoudt. Ook om de mentale gezondheid beter te kunnen monitoren, worden tegenwoordig wearables ingezet. De wearable Empatica Embrace geeft bijvoorbeeld ook inzicht in je stressniveaus. Daarnaast bestaan er talloze fitness- en gezondheidsapps die je al dan niet gratis kan downloaden op je smartphone. 

De populariteit van wearables in België lijkt alleszins toe te nemen. Deloitte meldde in oktober 2019 dat inmiddels 22 procent van de Belgische bevolking een wearable bezit, ten opzichte van 8 procent in 2016. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat Deloitte voerde, de Mobile Consumer Survey 2019, dat 3 op 5 van hen de wearable zelfs dagelijks gebruikt. Het gaat dan vaak om smartwatches en fitnesswearables. 

Minister voor Volksgezondheid Maggie de Block lijkt dan weer enthousiast over gezondheidssoftware: in 2016 lanceerde ze een oproep om pilootprojecten voor apps op te starten. Draagt die technologie werkelijk bij tot een betere gezondheid? Boek je merkelijk betere sportresultaten door ze te gebruiken?

Apps onder de loep

Onderzoekers aan de Amerikaanse University of Florida voerden in 2015 een test uit bij dertig fitnessapps die gratis beschikbaar zijn of waren in de AppStore. De wetenschappers toetsten de werking van de apps tegen de richtlijnen die het American College of Sports Medicine voorschrijft voor de kwaliteit en kwantiteit van fysieke activiteit.

De apps werden op drie categorieën beoordeeld: flexibiliteit, cardio en krachttraining. De onderzoekers keken naar welke programma’s en schema’s de apps presenteerden voor een trainingssessie. Alle typische onderdelen – van opwarming tot cooling down – namen ze onder de loep.

Sommige apps presteerden degelijk of goed voor cardio en krachttraining, maar geen enkele scoorde een voldoende voor flexibiliteit. Ondermaatse prestaties in die categorie kunnen het risico verhogen op letsels.  Slechts één app, Sworkit Lite Personal Workout Trainer, werd over de hele lijn als kwaliteitsvol genoeg bevonden.

Verder waren weinig apps uit de test evidence-based, en waarschuwden ze te weinig voor de gevaren die oefeningen met zich mee kunnen brengen. Bij de opwarmingsoefeningen geven ze te weinig informatie.

Aan de Duke-NUS Medical School in Singapore gingen wetenschappers na of wearables bevorderlijk zijn voor de gezondheid. Een jaar lang volgden ze achthonderd kantoormedewerkers, die ze in vier groepen hadden verdeeld: een controlegroep zonder wearable, een groep met wearable en twee groepen die naast een wearable ook verschillende financiële stimulansen kregen. 

De studie wees uit dat de lichaamsbeweging van de medewerkers mét wearable doorheen het onderzoek steeg met gemiddeld zestien minuten per week. Dat was dan ook zowat het enige positieve effect. De onderzoekers vonden geen enkel bewijs dat de wearables leidden tot gewichtsverlies of een verbeterde bloeddruk of cardiorespiratoire gezondheid – ook niet bij de groep die financiële stimulansen kreeg. Daarnaast merkten de onderzoekers dat bijna de helft van alle deelnemers na zes maanden de wearables aan de kant legde. 

In een artikel op BBC meent sportpsycholoog Andrew Lane (University of Wolverhamption) dat wearables wel een betrouwbare meting kunnen geven van onze lichamelijke inspanning, maar dat daar een keerzijde aan verbonden is. Als gebruikers zien dat ze weinig vooruitgang boeken en hun doelen niet bereiken, kunnen dat negatieve gevoelens opwekken. 

Appels en peren

Jeroen Stragier, onderzoeker bij de onderzoeksgroep Media & ICT aan de UGent, gelooft wel dat wearables in zekere mate positieve effecten kunnen teweegbrengen. ‘We weten dat wanneer gebruikers inzicht krijgen in hun prestaties en de data die gekoppeld is aan hun prestaties, het een extra stimulans is om actie te ondernemen en te blijven doorzetten.’

‘Als gebruiker moet je wel goed weten hoe je bepaalde data moet interpreteren’, vervolgt Stragier. ‘De gegevens van een bloeddrukmeter fout interpreteren kan grotere risico’s met zich meebrengen dan een stappenteller die niet iedere stap registreert.’

Volgens Pieter Vandervoort, cardioloog in het ziekenhuis Oost-Limburg en professor aan de UHasselt kunnen wearables een rol te spelen in het behandelen van ziektes en aandoeningen. Denk aan toestellen om metingen thuis te doen, vooral voor patiënten met chronische aandoeningen. In de toekomst zullen die metingen beter worden, meent Vandervoort.

‘Apps die je nu kan gebruiken op je smartphone zijn vaak nog niet vergeleken met de toestellen die artsen gebruiken om bijvoorbeeld het hart te monitoren’, vervolgt hij. ‘We weten nooit zeker of de data helemaal kloppen. Medische conclusies kunnen we er niet uit trekken.’ 

Conclusie

Gebruikers van wearables en fitnessapps kunnen meer inzicht krijgen in de eigen (sport)prestaties en gezondheidsgegevens. Ze worden zich makkelijker bewust van hun eigen levensstijl. Tot op zekere hoogte kan de technologie helpen om chronische ziektes op te volgen.

De effectiviteit van wearables en apps hangt wel sterk af van de motivatie van de gebruiker. Bovendien is er geen uitsluitend bewijs dat ze een directe invloed hebben op de gezondheid, zoals gewicht verliezen of de bloeddruk verlagen. En uiteraard is de ene wearable of app de andere niet. Toestellen of software van lage kwaliteit kunnen ronduit schadelijk zijn.