Ook Afrikaanse oermensen waren dol op oker

23 mei 2017 door SST

Rode en gele oker werd in de prehistorie veelvuldig gebruikt in grotschilderingen en als lichaamsversiering. Ook in Afrika.

Grotschilderingen associëren we doorgaans met Europese grotten zoals die van Lascaux in de Franse Dordogne of die van Altamira in Noord-Spanje. Maar ook de Afrikaanse broers en zussen van de cro-magnons konden er wat van. Dat blijkt uit opgravingswerk in de grot van Porc-Epic (stekelvarken in het Frans) in Ethiopië.

Spaanse en Franse archeologen verzamelden bijna vierduizend stukjes okersteen – goed voor 40 kilogram – dat ze vonden in een grondlaag van 40.000 jaar oud. Uit de datering bleek dat het oker gebruikt werd over een minimale tijdspanne van 4.500 jaar – ga maar na: dat is veel langer de huidige verfstoffen en –pigmenten. Met microscopische analyses onderzochten de wetenschappers hoe het kleurpigment was geproduceerd en vermalen uit grote brokken.

Uit de analyses bleek dat de moderne mensen in Oost-Afrika non-stop okerstenen ontgonnen uit nabije gelegen groeves, en deze vervolgens verwerkten volgens een vast procédé dat van generatie tot generatie werd overgeleverd. Wel vonden de onderzoekers aanwijzingen terug van een langzame verandering in het gebruik van de oker.

Waar de stenen aanvankelijk nog zeer fijn werden vermalen, verdween het fijne poeder naarmate de jaren (eeuwen) vorderden. Wellicht wijst dit op de afnemende populariteit onder de Afrikaanse oermensen van lichaamsbeschildering, terwijl het maken van grotschilderingen – met grotere okerstenen die als krijt werden gebruikt – een geliefd tijdverdrijf bleef.