Antilichamen moeder sturen mogelijk de seksuele voorkeur van kind

18 december 2017 door MV

Hoe meer oudere broers, hoe groter de kans dat de volgende zoon homoseksueel is. Dat komt door een antistof die de moeder aanmaakt, denken Canadese wetenschappers.

Homoseksuele mannen hebben gemiddeld meer oudere broers dan heteroseksuele, stelde onderzoekers vast in 1996. Hoe dat precies komt of waarom hetzelfde effect niet voorkomt bij vrouwen, begrepen ze toen nog niet. Dezelfde wetenschappers, seksuoloog Ray Blanchard en psycholoog Anthony Bogaert, plozen met een onderzoeksteam uit wat de achterliggende verklaring is.

Immuunreactie tegen foetus

Het team analyseerde bloedstalen van 142 vrouwen. Ze vergeleken de resultaten van moeders met meerdere zonen, waarvan de jongste homoseksueel is, met die van moeders met heteroseksuele zonen. Ter controle onderzochten ze ook bloedstalen van vrouwen zonder zonen en mannen.

Uit de analyse bleek dat de vrouwen met een homoseksuele zoon, hogere concentraties hebben van een bepaalde antistof: anti-NLGN4Y. Dat geldt met name voor vrouwen met meerdere zonen. De antistof is een reactie op NLGN4Y, een eiwit dat gelinkt is aan het Y-chromosoom en een rol speelt in de hersenen van de ontwikkelende foetus. Net zoals sommige andere stoffen kan het eiwit NLGN4Y terechtkomen in de bloedbaan van de moeder. In respons maakt het lichaam van de moeder soms antistoffen aan tegen het eiwit.

Ontwikkelende hersenen

Bij sommige vrouwen is die reactie sterker dan bij anderen en hoe meer zonen de moeder reeds baarde, hoe groter de kans dat ze de antistoffen aanmaakt. Die antistoffen binden zich aan het eiwit NLGN4Y, dat daardoor een ander effect heeft in de hersenen van de foetus. Zo kan het de seksuele voorkeur beïnvloeden. Hoe de werking van het eiwit precies verandert, moet nog onderzocht worden.

In hun publicatie in het vakblad PNAS benadrukken de wetenschappers dat het immuunsysteem van de moeder slechts bij een deel van de mannen een rol speelt bij het bepalen van de seksuele voorkeur, en dat het andere factoren (genetica, hormonen) niet uitsluit.