Bedwants maakt comeback

20 oktober 2015 door Eos-redactie

Bedwantsen zijn terug van weggeweest. Hoe kunnen we hun opmars stoppen?

De bedwants, die de laatste vijftig jaar bij ons zo goed als uitgeroeid was, is terug van weggeweest. Ongediertebestrijders moeten almaar vaker uitrukken om de bedwants te verdelgen in Vlaamse slaap- en huiskamers. De parasiet zorgt niet alleen voor jeukende beten; hij draagt vaak de ziekenhuisbacterie met zich mee.

Dankzij DDT en andere breedspectrum-pesticiden was de bedwants of Cimex lectularius de laatste vijftig jaar zo goed als van het toneel verdwenen. Maar nu is het beestje aan een stevige comeback begonnen, en niet alleen in drukbevolkte stedelijke omgevingen. De parasiet duikt op in dure hotels, schoolslaapzalen, winkels, kantoorgebouwen, concertzalen, ziekenhuizen en alle soorten woningen. In de VS waarschuwde het Environmental Protection Agency (EPA) vorig jaar voor een  significante toename van bedbug spottings. In New York bereikt de bedwantsenplaag langzamerhand een alarmerend peil. Een aantal besmette bioscopen en winkels, waaronder een afdeling van de dure lingerieketen Victoria’s Secret, heeft al de deuren moeten sluiten.


Ook bij ons liegen de cijfers niet. Rentokil, een van de grotere spelers in de ongediertebestrijding, rukte in 2011 in België en Nederland gemiddeld zes à zeven keer per week uit om bedwantsen uit te roeien, terwijl dat in 2000 maar één keer per maand was. In België duiken de beestjes het vaakst op in hotels. Maar ook bij mensen thuis is de comeback duidelijk ingezet. In Nederland is de verhouding zowat fiftyfifty.


Vaak worden bedwantsen afgedaan als hinderlijk maar onschuldig, maar naast de jeukende beten die ze achterlaten, zorgen ze wel degelijk voor reële overlast. In een Amerikaans onderzoek in 2010 bij 400 mensen die in een met bedwantsen besmette omgeving woonden, meldde 31 procent bijkomende problemen die ze met de bedwantsen associeerden, van slapeloosheid tot depressie. En een onderzoek dat in 2011 gepubliceerd werd, stelde vast dat bedwantsen de MRSA- of ziekenhuisbacterie, die ernstig huidletsel kan veroorzaken, met zich meedragen. Of bedwantsen iets te maken hebben met de verspreiding van de ziekenhuisbacterie, moet wel nog verder worden onderzocht.


Bedwantsen veroorzaken ook flink wat economisch verlies, bijvoorbeeld als een hotel de deuren moet sluiten om een plaag te bestrijden. In een sociaal woonblok in de Amerikaanse staat Ohio werd onlangs 500.000 dollar gespendeerd aan de eliminatie van bedwantsen. Uiteindelijk moest het hele gebouw vol gas gespoten worden omdat geen enkele andere methode resultaat opleverde.


Om deze ongewenste bedgenoten uit te roeien, zoeken wetenschappers uit hoe ze weer zo succesvol zijn kunnen worden. Volgens Michael Potter van de universiteit van Kentucky hebben ze geprofiteerd van een ideale samenloop van omstandigheden: de ontwikkeling van genetische resistentie voor pesticiden, andere klemtonen binnen ongediertebestrijding en een veranderd internationaal reis- en migratiepatroon. Ook Rentokil stelt proefondervindelijk vast dat bedwantsen vaak bij mensen thuis belanden na een verre reis.


Het goede nieuws is dat er nieuwe manieren worden ontwikkeld om het bloedzuigende ongedierte op te sporen voor ze een echte plaag worden. Uit recent onderzoek blijkt dat de manier waarop bedwantsen biologisch in elkaar zitten, goede aanwijzingen geeft voor een efficiënte aanpak.

Slaap zacht
Bedwantsen worden aangetrokken tot warmte en koolstofdioxide (en wellicht ook door lichaamsgeuren), die door alle mensen worden uitgestoten. Ze leven in groep in en rond bedden, verschuilen zich overdag in hoekjes en gaatjes en komen ’s nachts tevoorschijn om zich te laven aan hun slapende gastheren. Ze verspreiden zich heel makkelijk, lopend van de ene kamer naar de andere of meeliftend met mensen via schoenen en kleren.


De mens vecht al heel lang tegen bedwantsen. Archeologen vonden resten van het ongedierte die dateren uit de tijd van de farao’s, zo’n 3.500 jaar geleden. Maar de eerste contacten gaan wellicht nog veel verder terug. Sommige deskundigen vermoeden dat de voorouders van de bedwantsen parasieten van vleermuizen waren. Die verhuisden naar mensen op het moment dat ze in grotten gingen wonen. Toen we onze nomadische levensstijl opgaven, klikten de bedwantsen zich voorgoed aan ons vast. Toch bleef het ongedierte min of meer onder controle dankzij de winterkou. Bedwantsen kunnen niet tegen kou, en hun aantal groeit dus alleen aan tijdens de zomer.


Voor er pesticiden waren, gebruikten onze voorouders alle mogelijke manieren – vaak gevaarlijke en lastige – om het aantal bed­wantsen te verminderen. Zo raadde een ongediertehandboek uit 1777 aan om buskruit aan te steken in de spleten rond het bed. Een mengsel van urine, alsem en nieskruid zou ook efficiënt zijn (of zou het de bewoners gewoon uit hun bed jagen?). Of je kon natuurlijk ook je toevlucht zoeken tot arsenicum, cyanide of andere gevaarlijke stoffen. Geen van die middelen bleek echt goed te werken. Meestal pakten mensen het probleem aan door hun huis zeer grondig schoon te maken, hun strooien matrassen weg te gooien en de bedsponde te overgieten met kokend water en kerosine. Dat hielp meestal wel, tijdelijk dan toch.

DDT
Toen centrale verwarming vanaf 1900 zijn intrede deed in Europa en de VS, floreerden de bedwantsen het hele jaar door. Pas toen DDT ontdekt werd in de jaren 1940, raakten mensen echt definitief van de plaag af. DDT werd voor het eerst gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog, om de Amerikaanse soldaten te beschermen tegen muskieten. Maar het bleek ook een prima verdelgingsmiddel voor bedwantsen: meestal waren ze na een rondje DDT uitgeschakeld. In een paar jaar tijd was het ongedierte bijna compleet uitgeroeid in Noord-Amerika en West-Europa. Helaas brachten DDT en soortgelijke middelen ook sommige roofvogels op de rand van uitsterven en veroorzaakten ze schade aan het milieu. In de Verenigde Staten werd DDT in 1972 uit de handel gehaald, in Nederland in 1973 en in België in 1974.


Maar zelfs nadat DDT uit de weg geruimd was, doken de bedwantsen toch pas weer op rond 2000. Wetenschappelijk gezien zijn hier verschillende verklaringen voor. Sommige experts wijzen naar de groeiende internationale verplaatsingen naar en van plaatsen in de wereld waar de bedwantsenplaag nooit onder controle is geweest. Maar de abrupte toename van de beestjes hangt niet samen met een grote verandering op het vlak van reizen. Wellicht heeft het einde van de Koude Oorlog, en de grotere mobiliteit tussen oost en west een grotere impact gehad.


Afstappen van DDT en andere breedspectrumpesticiden en overgaan op meer specifieke sprays en lokaas, toegespitst op kakkerlakken, mieren of ander stedelijk ongedierte, heeft de bedwantsen misschien de dans laten ontspringen. Zelfs de inkomenskloof in sommige buurten heeft hen wellicht in de kaart gespeeld: als een prima sofa op de stoep wordt gezet omdat hij vol bedwantsen zit, is de kans groot dat een minder welgestelde buur hem toch meeneemt. Ook de groeiende resistentie tegen pesticiden droeg bij aan het probleem: bedwantsen waren ongeveer de eerste insecten die resistentie tegen DDT ontwikkelden.

De eerste gevallen werden in Pearl Harbour ontdekt vlak na de Tweede Wereldoorlog. Het heeft dus waarschijnlijk geen zin om weer DDT te gaan gebruiken in de slaapkamer, zoals enkele verdelgingsbedrijven voorstellen, omdat bedwantsen er toch immuun voor zijn. Al deze factoren worden nog eens versterkt door het sociale stigma dat op bedwantsenplagen rust, wat voor uitstel van een efficiënte aanpak zorgt. Samen vormen ze wellicht de verklaring voor de huidige bed­wantsenpandemie.

Vallen
Met een succesvolle carrière van duizenden jaren achter de rug zijn bedwantsen geduchte tegenstanders. Toch zijn onderzoekers langzamerhand terrein aan het winnen. Een eerste prioriteit is een manier vinden om de bed­wantsen in een vroeg stadium op te sporen. Omdat ze klein zijn en zich overdag verschuilen, is dat geen eenvoudige zaak, net zoals het moeilijk is om te weten of de behandeling geslaagd is en alle beestjes zijn uitgeroeid.


Een van de eenvoudigste opsporingsmiddelen is de ClimbUp Insect Interceptor, een ondiepe kom met een buitenring (eigenlijk twee in elkaar passende en aan elkaar vastgemaakte plastic kommen) die je onder de poot van een bed kunt zetten. Deze val geeft informatie over de plek waar de bedwantsen zitten. Als ze in de binnenste kom terechtkomen, kwamen ze van het bed; als ze in de buitenste kom zitten, ligt hun nest waarschijnlijk ergens anders in de kamer. Met dit soort val spoor je echter geen kleinere populaties op, of bedwantsen die achter het hoofdeinde van het bed zitten.


Andere opsporingsmiddelen spelen in op de manier waarop de beestjes menselijke gastheren vinden: het zijn vallen die iets met warmte of koolstofdioxide doen. Die zijn trouwens makkelijk zelf te maken: je gebruikt een omgekeerde kattenbak waarin je een stuk droogijs legt dat geleidelijk koolstofdioxide afgeeft.


Toch is op dit moment niets zo efficiënt om kleine, verspreide populaties bedwantsen te vinden dan een goed getrainde hond. Wat honden precies detecteren is nog niet helemaal duidelijk, maar het zou wel eens kunnen gaan om de chemische stoffen die de bedwantsen gebruiken om elkaar signalen te geven. Onderzoekers van de Simon Fraser Universiteit konden er een paar identificeren in 2008. Afgezien van eten, doen bedwantsen alles (paren, eieren leggen, groeien …) in verborgen nesten die ze met hun eigen uitwerpselen en andere lichaamsstoffen merken. Dit signaal helpt koloniegenoten de weg terug te vinden naar het hoofdkwartier. De neiging van bedwantsen om samen te hokken heeft waarschijnlijk voordelen, zoals de verhoging van de vochtigheid van hun habitat. Als we die signalen zouden kunnen namaken, kunnen we wellicht een eenvoudige val ontwikkelen. Onder de potentiële afnemers zitten zeker hoteleigenaars, die op zoek zijn naar een middel om kamers onopvallend te screenen op bedwantsen.

Paargedrag
De bedwantsen opsporen is natuurlijk maar de eerste stap. Ze uitroeien is veel moeilijker. Verdelgingsbedrijven pakken gewoonlijk de ‘besmette’ matras in om ze als het ware levend te begraven. Daarna gaan ze ze stomen, bevriezen en stofzuigen, en besproeien ze alle bedwantsen die ze zien met snelwerkende insecticiden. Ook in valse muren en plafonds worden dehydraterende poeders of insecticiden gestrooid. Al die middelen moeten wel meermaals en gedurende enkele weken consequent gebruikt worden om het gewenste resultaat te bereiken. Bij onjuist gebruik kunnen ze gevaarlijk zijn voor mens en milieu, dus alleen geattesteerde verdelgingsbedrijven mogen er volgens strikte richtlijnen mee aan de slag.


Wie niet houdt van giftige stoffen kan het proberen met hitte: een kamer een paar uur lang met professioneel materiaal stevig opwarmen tot 60° Celsius, doodt de beestjes ook. Dat is een dure ingreep, maar vooral hoteluitbaters verkiezen toch vaak deze aanpak, zegt Bert Verbruggen, service manager Pest Control bij Rentokil België. Voordeel is dat je in een keer verlost bent van de plaag, en dat de diertjes onzichtbaar blijven voor de gasten. Ga je voor een behandeling met insecticiden, dan is de kamer niet alleen langer onbeschikbaar, maar duiken er vaak later nog onverwacht dode diertjes op op plekken die over het hoofd waren gezien.


Het is dus duidelijk nodig om nieuwe efficiëntere manieren te ontwikkelen om bed­wantsen uit te schakelen. Op zoek naar mogelijke oplossingen zijn wetenschappers van over de hele wereld het ongewone paargedrag van deze insecten onder de loep gaan nemen. Seks gaat er bij bedwantsen bepaald ruw aan toe. De mannetjes hebben een sabelachtige penis waarmee ze de opperhuid van het achterlijf van de vrouwtjes doorboren – een vorm van paren die toepasselijk traumatische inseminatie wordt genoemd.

De vrouwtjes hebben zich aangepast aan deze beschadigende paringen. In hun achterlijf zit een V-vormige plooi, de ectospermalege, die de penetratie min of meer in goede banen leidt om al te veel schade te vermijden. Sperma en mogelijke begeleidende ziektekiemen botsen binnenin het lichaam van het vrouwtje op een barrière van bloedcellen die gezamenlijk als een orgaan met een afweerfunctie werken: het mesospermalege. Het sperma moet vervolgens doorheen deze barrière naar een opslagplaats nabij de basis van elke eierstok. Maar zelfs met deze aanpassingen halen de mannetjes in het lab van Kenneth Hayes, entomoloog aan de universiteit van Kentucky, al snel numeriek de bovenhand omwille van de verwondingen die de vrouwtjes oplopen na meerdere paringen. Zonder menselijke tussenkomst zou de kolonie uitsterven. In de echte wereld halen de bedwantsen het wel, waarschijnlijk omdat de vrouwtjes zich verspreiden om schadelijke paringen te vermijden.


Waarom zijn de bedwantsen deze niet voor de hand liggende evolutionaire weg ingeslagen, terwijl miljoenen andere vrouwelijke insecten voortplantingsopeningen hebben ontwikkeld zodat er bevruchting kan plaatsvinden zonder verwonding? Een vraag die nieuwe onderzoekspistes opent voor entomologen op zoek naar de zwakke plekken van bedwantsen.

Feromonen
In 2010 en 2011 publiceerden respectievelijk Rickard Ignell van de Zweedse universiteit voor Landbouwwetenschappen Alnarp en zijn collega’s, en Camilla Ryne van de Lund Universiteit in Zweden, onderzoek dat een andere intrigerende aanpassing van bedwantsen aan traumatische inseminatie aan het licht bracht. Bedwantsmannetjes zijn niet erg kieskeurig wat betreft hun eerste seksuele contacten. Ze storten zich op andere volwassenen mannetjes, en op grote, nog niet volgroeide mannetjes en vrouwtjes.

Deze ontmoetingen kunnen leiden tot levensgevaarlijke verwondingen omdat de bedwantsen in kwestie niet over de aanpassingen beschikken om de doorboringen te doorstaan die volwassen vrouwtjes wel hebben. In het vakblad BMC Biology meldden de onderzoekers dat onvolgroeide bedwantsen en mannetjes feromonen verspreiden om deze gevaarlijke avances af te slaan: die brengen de boodschap over dat het hitsige mannetje zijn tijd en sperma aan het verspelen is. Het is best denkbaar dat we deze aangeboren reactie in ons voordeel kunnen ombuigen. In theorie zou je synthetische feromonen kunnen sproeien in bedwantsnesten om het paren helemaal te ontmoedigen.


Nog een ander aspect van het paargedrag van bedwantsen verdient aandacht. Zoals de meeste dieren die zich seksueel voortplanten, hebben bedwantsen testikels die sperma produceren, en een zaadleider die sperma en hulpvocht bij het vrouwtje inbrengt tijdens de paring. En de vrouwtjes beschikken over eierstokken en eileiders. Ze hebben ook een orgaan dat mycetome heet en dat bacteriën bevat. Takema Fukatsu van het Nationaal Instituut voor  Hogere Industriële Wetenschappen en Technologie in Japan stelde samen met zijn collega’s vast dat als ze de bedwantsen met antibiotica behandelden en ze bacterievrij maakten, de vrouwtjes zich minder goed voortplantten. Als ze het bloedvoedsel van de vrouwtjes verrijkten met vitamine B werd hun vruchtbaarheid hersteld, wat erop wijst dat de mycetome-bacteriën deze voedingsstoffen helpen te leveren.


Het lijkt verleidelijk om ervan uit te gaan dat het volstaat om de bedwantsen te behandelen met antibiotica om ze uit te roeien. Toch moet de oplossing veel meer gefocust zijn. Als je een gezond mens behandelt met een breedspectrumantibioticum, dan krijg je een sneeuwbaleffect van problemen. Eerst worden de goede bacteriën in onze darmen uitgeschakeld, vervolgens vervangen door resistente bacteriën, en sommige van deze bacteriën zouden ziektedragers zijn of leiden tot vitaminetekorten. De bacteriën in de mycetome geven ons wel degelijk een kans om bedwantsen te bestrijden, maar we moeten eerst zeer specifieke antibiotica ontwikkelen die precies deze bacteriën treffen.

Insecticiden
Wat nieuwe pesticiden betreft, ziet de toekomst er onduidelijk uit. De voorbije decennia hebben mensen massaal gebruik gemaakt van pesticiden op basis van pyrethroïden. Nu blijken de bedwantsen resistentie te ontwikkelen tegen deze stoffen, wat niet hoeft te verbazen als we weten dat ze dat tegen DDT al in de jaren 1940 deden. DDT en pyrethroïden werken op dezelfde manier, wat vaak leidt tot kruisresistentie. Hayes en zijn collega’s aan de universiteit van Kentucky vonden een populatie in Cincinnati waarvoor tienduizend keer meer deltamethrine, een veel gebruikte pyrethroïde, nodig was dan gebruikelijk om ze uit te roeien. Tot hun verbazing zagen ze de bed­wantsen door een ‘sneeuwstorm’ van bijna pure deltamethrine lopen, klaarblijkelijk zonder enige schade, terwijl hun niet-resistente soortgenoten het bijltje erbij neerlegden als ze nog maar in aanraking kwamen met een bijna onzichtbaar spoortje van het middel. Ze waren ook kruisresistent tegen DDT.


Deze taaie Cincinattezen zijn niet uniek: Hayes’ team ontdekte insecticidenresistente genen in meer dan 85% van de geteste bedwantsenpopulaties over het hele land. Hayes’ lab en andere in de VS zijn nog maar net begonnen met het ontrafelen van de mechanismen van deze resistentie. Twee collega’s van Hayes aan de universiteit van Kentucky gebruikten genetische technieken om de insectidenresistentie van bedwantsen uit te schakelen. Hun onderzoek wijst uit dat resistente bedwantsen enzymen hebben die insecticiden ontgiften, en dus een prima doelwit lijken voor de ontwikkeling van bestrijdingsmethodes. Hayes’ eigen onderzoeksteam ontdekte dat een samenstelling die deze enzymen aanvalt en op die manier de giftigheid van het insecticide vergroot, onze tienduizendvoudig resistente populatie toch weer gevoelig maakt voor deltamythrine.


De ongediertebestrijdingsindustrie gebruikt nu al commerciële vormen van de samenstelling piperonylbutoxide om een zeker niveau van gevoeligheid voor pyrethroïden te herstellen bij bedwantsen. Wellicht zijn onderzoekers binnenkort in staat om snel te bepalen waartegen een bepaalde populatie bedwantsen resistent is, om dan een gerichte uitroeiingsstrategie te ontwikkelen door die insecticiden en synergisten te kiezen die die bepaalde groep ongedierte kunnen treffen.

Kleren in de droogkast
Bedwantsen zijn een ware nachtmerrie, zeker voor mensen die zich geen efficiënte bestrijdingsmiddelen kunnen veroorloven. Goedgetrainde ongediertebestrijders kunnen plagen de baas door eerst grondig te inspecteren, en daarna de geschikte insecticiden of andere bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Maar hun werk is erg arbeidsintensief en duur. Voor appartementsbewoners en huiseigenaars is het zaak om het gezond verstand te gebruiken en in eerste instantie te vermijden dat bedwantsen binnenkomen. Als je uit een risicogebied komt, inspecteer je bagage dan grondig en stop je kleren in de droogkast op de hoogste temperatuur: bedwantsen overleven een langdurige blootstelling aan meer dan 45°C niet. (Ze laten doodvriezen is moeilijker omdat ze diepvrieskou urenlang kunnen overleven).


De bedwantsen zijn ‘vanzelf’ weer teruggekomen, maar dat ze ook ‘vanzelf’ weer naar de achtergrond verdwijnen, is onwaarschijnlijk. Door mensen te informeren over bedwantsen en hun unieke kwetsbare plekken te onderzoeken, kunnen wetenschappers er echter wel iets aan doen. Bedwantsen als een zaak van openbare gezondheid behandelen, en niet als een sociaal stigma, is iets wat we met zijn allen vanaf vandaag kunnen doen. 

Dit artikel verscheen in het februari-nummer van Eos (nr. 2, 2012)