Erkenning voor strijd tegen tropische ziekten

06 oktober 2015 door SST

De Nobelprijs voor de Geneeskunde focust dit jaar op de strijd tegen parasitaire ziekten, die jaarlijks wereldwijd – maar vooral in armere gebieden – honderden miljoenen slachtoffers maken.

De Nobelprijs voor de Geneeskunde focust dit jaar op de strijd tegen parasitaire ziekten, die jaarlijks wereldwijd – maar vooral in armere gebieden – honderden miljoenen slachtoffers maken.

Het merendeel van de Nobelprijzen voor de Geneeskunde (of Fysiologie) ging de voorbije decennia naar moleculairbiologisch getint onderzoek. Naar wetenschappers die antwoorden hadden gevonden op fundamentele vragen, zoals ‘Waarom gaan cellen dood?’, ‘Hoe werkt ons immuunsysteem’ en ‘Hoe kunnen stamcellen opnieuw worden geprogrammeerd’. Die vragen en antwoorden zijn natuurlijk belangrijk, want ze leren ons hoe ons lichaam op het kleinste niveau werkt. En dus geven ze uitzicht op, zij het doorgaans op lange termijn, effectieve behandelingen voor complexe ziekten zoals kanker, alzheimer en aids.

Natuurgeneeskunde

Wetenschappers die dankzij hun onderzoek effectief en rechtstreeks mensenlevens hebben gered, zijn echter in de minderheid in de Nobelgalerij. Die minderheid wordt gevormd door onderzoekers die vooral praktisch ingesteld zijn, die doorzoeken tot ze een middel hebben gevonden dat goed werkt tegen een welbepaalde ziekte – doorgaans minder complex dan kanker of alzheimer. Het Nobelprijscomité heeft die lacune nu deels weggewerkt – of ten minste onderkend. Maandag maakte het comité bekend dat de Nobelprijs voor de Geneeskunde dit jaar wordt gedeeld door drie wetenschappers. Eén helft van de prijs (een slordige 450.000 euro) gaat naar de Chinese Youyou Tu, voor haar verdiensten in de strijd tegen malaria. De andere helft wordt nog eens gedeeld door de Ier William Campbell en de Japanner Satoshi Omura, voor hun onderzoek naar de bestrijding van rondworminfecties.

Enge ziekten

Campbell en Omura stonden met hun onderzoek in de jaren 1970 en ‘80 aan de basis van een nieuw, krachtig medicijn tegen rondwormen. Dat zijn minuscule, met het blote oog onzichtbare parasieten die insecten, vooral muggen, als gastheer gebruiken. Er zijn meer dan 25.000 soorten beschreven. Vele daarvan zijn onschadelijk, maar sommige, zoals de wormpjes van de geslachten Wuchereria en Brugia, kunnen een ernstige, enge tropische ziekte veroorzaken: elefantiase, oftewel olifantsziekte. Als mensen via een muggenbeet geïnfecteerd raken met die worpjes kunnen ze last krijgen van grote zwellingen in de armen, benen en geslachtsdelen. De ziekte is niet dodelijk, maar hindert patiënten wel serieus in hun dagelijkse leven – om van het stigmatiserende effect maar te zwijgen.

Het heeft enkele decennia geduurd voor de nieuwe medicijnen overal toegepast werden, maar artemisinine redde intussen honderden miljoenen levens

Een ander geslacht van rondwormen, Onchocerca, is verantwoordelijk voor een andere, niet minder enge tropische ziekte: rivierblindheid. Net zoals bij de olifantsziekte raken mensen met de parasiet besmet via een muggenbeet (van de zogenoemde kriebelmuggen). De larven van de Onchocerca-worpjes zoeken dan het hoornvlies op, met gedeeltelijke of complete blindheid als gevolg.

Olifantsziekte en rivierblindheid komen vooral voor in Afrika en Azië, waar ze jaarlijks meer dan honderd miljoen slachtoffers maken.


Bodembacteriën

De Japanse microbioloog Satoshi Omura ging te rade bij de natuur om een efficiënt middel tegen de parasitaire wormpjes te vinden. Van bodembacteriën was geweten dat sommige soorten een sterke antimicrobiële werking hebben. In 1973 trok Omura, in de buurt van een golfbaan bij Tokio, een paar exemplaren van bodembacteriën uit de grond die heel goed bestand leken tegen rondwormen. Hij kweekte de verschillende bacteriestammen op en stuurde ze naar zijn collega William Campbell, die toen een laboratorium van het farmabedrijf Merck leidde in de Amerikaanse staat New Jersey. Campbell slaagde erin het geheim aan de bacteriën te ontfutselen, in de vorm van de molecule avermectine. Die gebruikte hij als werkzame stof (de ietwat gecorrigeerde, afgeleide molecule noemde hij ivermectine) in een nieuw, door Merck gepatenteerd medicijn: Mectizan. Sinds het middel op de markt is, heeft het miljoenen mensen geholpen – maar volledig genezen doet het niet.

Revolutionaire vooruitgang
Volgens professor Bruno Gryseels, directeur van het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen (ITG), heeft de ontdekking van avermectine voor een revolutionaire vooruitgang gezorgd in de behandeling en bestrijding van rondwormen. ‘Rivierblindheid zorgde vijftig jaar geleden nog voor de ontvolking van grote, vruchtbare gebieden in West-Afrika’, zegt Gryseels. ‘En de olifantsziekte heeft in de hele tropische wereld honderden miljoenen mensen aantastte met lymfoedeem en de gevreesde elefantiasis (verminkend oedeem van de ledematen of de geslachtsdelen). Door de brede verspreiding van ivermectine zijn beide ziekten wereldwijd de dag van vandaag zeer sterk teruggedrongen. Ivermectine is daarenboven ook zeer geschikt voor de behandeling van een aantal darmwormen, en voor de bestrijding van teken bij vee en huisdieren.’

V.l.n.r.: William Campbell, Satoshi Omura en Youyou Tu (foto (c) Nobelprijscomité).

Vietcong
De andere helft van de Nobelprijs dan. Ook Youyou Tu ging te rade bij de natuur, maar dan bij planten. In 1969 werd Tu, die tot dan werkzaam was als farmacologe bij de Academie voor Traditionele Chinese Geneeskunde in Peking, ingelijfd in een geheime onderzoeksgroep die een oplossing moest vinden tegen malaria. Waarom geheim? Hoewel malaria ook in het China van Mao vele slachtoffers maakte, was de échte aanleiding het grote aantal slachtoffers dat de ziekte maakte bij de Vietcong tijdens de oorlog in Vietnam.

Oude volksgeneeskunde
Tu nam duizenden plantenextracten onder de loep, maar dé oplossing vond ze pas nadat ze eeuwenoude Chinese recepturen raadpleegde. In die oude geschriften las ze dat de Chinese volksgeneeskunde al eeuwenlang zomeralsem gebruikte tegen koorts. Als die koorts het gevolg was van malaria, dan kon het plantje dus weleens zeer effectief zijn tegen de malariaparasiet (Plasmodium), een eencellige die ook muggen als gastheer gebruikt en in het lichaam de rode bloedcellen binnendringt.

Uit de vele tests die Tu uitvoerde bleek inderdaad dat zomeralsem een werkzame stof bevatte tegen de malariaparasiet – en zoals wel meer ‘helden’ in de geschiedenis van de geneeskunde testte ze die stof ook bij zichzelf uit. De werkzame stof werd later artemisinine gedoopt. Vandaag vormt ze een van de krachtigste middelen tegen de gevreesde, vaak dodelijke, tropische ziekte.

Terugval
Volgens professor Bruno Gryseels droegen geneesmiddelen gebaseerd op artemisinine aanzienlijk bij aan de terugval van malaria tijdens de voorbije vijf jaar. ‘De (her)ontdekking van artemisinine voor de behandeling van malaria maakte deze dodelijke ziekte weer geneesbaar. Het heeft enkele decennia geduurd vooraleer de nieuwe medicijnen overal toegepast werden, maar artemisinine heeft intussen honderden miljoenen levens gered.’