Eos Blogs

Hoe robuust is ons “volwassen” gangpatroon?

Na onze kindertijd ontwikkelen we een gangpatroon dat bestand is tegen verstoringen. Een gezonde jongvolwassene kan zonder al te veel problemen, en zonder te vallen, een ijzig voetpad in slechte staat bewandelen. Voor een 80-jarige gezonde persoon wordt dit al een pak uitdagender.

Wandelen doen we dagelijks. Het is dan ook één van de meest uitgevoerde fysieke activiteiten in het dagelijkse leven. Vanaf het moment dat we uit ons bed komen en vaak totdat we er opnieuw inkruipen, zijn we aan het wandelen.

Aangezien we het zo vaak doen, gaat men het ‘gaan’ vaak gebruiken als maat voor fysieke activiteit, kwaliteit van leven en algemene gezondheid. Efficiënt en veilig kunnen wandelen is dan ook belangrijk om onze onafhankelijkheid in het dagelijks leven te kunnen vrijwaren.

Dr. Nolan Hersenss (UAntwerpen) onderzocht tijdens zijn vierjarig doctoraat hoe ons gangpatroon doorheen de volwassenheid verandert, en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn. Hij legt het ons uit.

Vereisten om veilig te kunnen wandelen in het dagelijkse leven

Wandelen klinkt voor velen vanzelfsprekend. Nolan vertelt dat we echter aan enkele voorwaarden dienen te voldoen vooraleer we van “veilig wandelen” kunnen spreken:

  1. Je moet ‘progressie’ kunnen maken. Met andere woorden: je moet van punt A naar punt B kunnen bewegen, ook al is je eindbestemming niet in zicht, en dit door gebruik te maken van een ritmisch patroon dat zich constant herhaalt.
  2. Je moet ‘stabiliteit’ hebben. Inderdaad, je moet ervoor zorgen dat je lichaamszwaartepunt gecontroleerd kan bewegen ten opzichte van je steunbasis (oftewel: je voeten). Dit zwaartepunt ligt bij de meesten rond de navel. Die stabiliteit moet je kunnen voorzien onder verschillende omstandigheden en verstoringen.
  3. Je moet je kunnen ‘aanpassen’ aan de omgeving en taak die je uitvoert. Je wandelpatroon moet flexibel aanpasbaar zijn aan verstoringen (bijv. een ijzig voetpad).

Hoe verandert onze gang nu precies doorheen de tijd?

Nolan legt het voor ons uit: “We zien dat oudere volwassenen over het algemeen voorzichtiger gaan wandelen. Dit voorzichtiger gangpatroon kenmerkt zich onder andere door een tragere wandelsnelheid: ze gaan er langer over doen om één stap te zetten, en nemen kortere stappen. Daarnaast zien we ook dat de voetplaatsing stap voor stap meer variabel wordt.”

Die veranderingen in het gangpatroon treden al op onder normale omstandigheden, legt Nolan verder uit. Met andere woorden: zelfs zonder dat er sprake is van prikkelrijke omgevingen met veel afleiding en een moeilijke ondergrond. Ze zijn daarnaast een rechtstreeks gevolg van het ouder worden. We zien ze voornamelijk vanaf middelbare leeftijd geleidelijk aan optreden.

“Bij het ouder worden zien we onder andere dat het zicht gaat afnemen, waardoor men minder goed de omgeving kan scannen voor bijvoorbeeld obstakels op de weg. Daarnaast heb je ook minder controle over de spieren die de benen aansturen, en wordt de info die vanuit het evenwichtsorgaan komt minder betrouwbaar. Hierdoor zal je minder goed je evenwicht kunnen bewaren.”

Kunnen we nog aan de vereisten voor veilig wandelen voldoen bij het ouder worden?

“Op zich wel”, gaat Nolan verder. “Maar als gevolg van de veranderingen die je hebt in je gangpatroon,  ga je een minder groot reserve hebben om het gangpatroon aan te passen als reactie op verstoringen”. Hierdoor is er een verhoogde kans op vallen.

“Het is niet het wandelen op zichzelf dat tot een val zal leiden. Het zijn de verstoringen tijdens het wandelen, en voornamelijk de manier waarop er al dan niet gereageerd wordt op die verstoringen, die tot een val kunnen leiden.”

Nolan legt uit dat dit mogelijk wel problematisch kan zijn, omdat men een verhoogde kans op vallen heeft. Hij stelt echter ook gerust.

“We merken dat oefenen helpt. Als we mensen regelmatig blootstellen aan verstoringen in gecontroleerde omgevingen, kunnen we het reserve om te kunnen reageren op zulke verstoringen gaan vergroten. Hierdoor zal men de kans op vallen gaan kunnen verkleinen. Dat reserve kan bijvoorbeeld vergroot worden onder begeleiding van een kinesitherapeut, of ook simpelweg door het uitvoeren van sporten,  zoals dansen en turnen.”