Nieuw Voedselzandloper-boek: oude pap in nieuwe zakken

29 oktober 2015 door DDC

Veroudering Vertragen, het nieuwe boek van Kris Verburgh, bevat grotendeels dezelfde boodschap, en dezelfde tekortkomingen, als De voedselzandloper.

Veroudering vertragen, het nieuwe boek van ‘de man die zijn volk havermoutpap leerde eten’, bevat grotendeels dezelfde boodschap, en dezelfde tekortkomingen, als De voedselzandloper.

In zijn bestseller De voedselzandloper – goed voor meer dan 350.000 verkochte exemplaren – leerde Kris Verburgh ons hoe we door gezond te eten gewicht kunnen verliezen en tegelijk het verouderingsproces kunnen afremmen. In Veroudering vertragen vertelt Verburgh ons hoe we veroudering kunnen afremmen en tegelijk gewicht kunnen verliezen.

De 29-jarige arts gaat dit keer wat dieper in op wat veroudering precies is en waarom we verouderen. Dat levert interessante hoofdstukken op waarin naakte molratten en eunuchen figureren. Ook manieren om veroudering om te keren, zoals amyloid-vaccins, lysosomale eiwittherapie en CRISPR-eiwitten komen aan bod. Voorlopig is dat nog toekomstmuziek, en dus is een gezonde levensstijl tot nader order de beste manier om het lang uit te zingen. Daar wordt in het boek dan ook de meeste aandacht aan besteed. Wie echter De voedselzandloper al achter de kiezen heeft, wordt niet veel wijzer. De voedingsadviezen zijn dezelfde, net als de gebreken. Verburgh haalt feiten en hypothesen door elkaar en springt selectief om met studies en experts.

De arme bakker

Onder bakkers vind je weinig Verburgh-fans. In De voedselzandloper deed hij al brood, pasta, rijst en aardappelen in de ban – ‘koolhydraten zijn niet ongezond, ze zijn zeer ongezond’ – en dat is dit keer niet anders.

Terwijl de meeste voedingsexperts zich echter beperken tot het ontraden van geraffineerde graanproducten, zoals wit brood en witte pasta en rijst, die minder vezels en voedingsstoffen bevatten, moeten bij Verburgh ook de volkorenproducten het ontgelden, met enkele uitzonderingen zoals – jawel – havermout en quinoa. Volkoren producten danken hun gezonde imago immers aan studies waarin ze worden vergeleken met (ongezondere) geraffineerde producten, aldus Verburgh. ‘Als je in een studie volkorenproducten zou  (onze cursivering, red.) vergelijken met het eten van groente, noten, padddenstoelen en peulvruchten, dan zul je zien dat dit laatste voedingspatroon nog veel beter is.’ Dat is een hypothese, want verre van zeker.

Wél overtuigend aangetoond is dat verzadigde vetten de cholesterol verhogen, en zo ook het risico op hart- en vaatziekten. Toch beweert Verburgh dat verzadigde vetten onterecht een slechte naam hebben en het risico op een hartaanval niet verhogen. Hoewel de studies die Verburgh aanhaalt zo’n verband inderdaad niet laten zien, is daar voldoende bewijs voor als je het onderzoek in zijn geheel overschouwt. Zo denken onder meer de Belgische en Nederlandse Hoge Gezondheidsraad erover, net als de gerespecteerde Cochrane Collaboration, die in een eerder dit jaar gepubliceerde overzichtsstudie het verband bevestigde. Die studie vinden we hier niet terug.

Selectief

Voedingswetenschap is erg complex. We krijgen via onze voeding duizenden stoffen binnen, en ons risico op hart- en vaatziekten, kanker en een rist andere aandoeningen hangt niet alleen af van van wat we eten. Dan is het moeilijk om uit te zoeken wat nu wel en niet gezond is, en niet verwonderlijk dat studies elkaar tegenspreken. In de berg voedingsonderzoek kan iedereen die een bepaald voedingspatroon wil promoten zijn gading vinden. ‘Dit boek vat samen wat er wetenschappelijk vaststaat over voeding en gezondheid’, schrijft hoogleraar Voedingsleer Martijn Katan in de inleiding van zijn eigen boek Wat is nu gezond?. ‘Het is dun, omdat er maar weinig wetenschappelijk bewezen is op dat gebied.’

Verburgh is zich van die complexiteit bewust. Daarom moeten we ons baseren op goede studies en de opinies van internationaal erkende experts, schrijft hij. Om dat vervolgens niet consequent te doen. Systematische overzichtsstudies, die conclusies trekken op basis van het beste onderzoek dat rond een bepaalde kwestie is verricht, gelden als beste bewijs. Toch haalt Verburgh geregeld minder sterk bewijs aan om een punt te maken, waardoor hypothesen als feiten worden voorgesteld. Dat omega-3 vetzuren gewicht zouden doen verliezen, zoals op basis van één studie wordt beweerd, is bijvoorbeeld allesbehalve bewezen. Het is bovendien opmerkelijk dat iemand die ons terecht wijst op de invloed van de voedingsindustrie op onderzoeksresultaten, geen been ziet in het citeren van gesponsord onderzoek. Zo zijn twee van de drie studies die Verburgh aanvoert om te staven dat je van honderden extra kilocalorieën aan noten per dag niet bijkomt of zelfs afvalt, gesponsord door de California Walnut Commission en de Australian Tree Nut Industry.

Ook met experts springt Verburgh selectief om. Als hij de Amerikaanse expert Walter Willett opvoert om te bewijzen dat zijn zandlopermodel hout snijdt, komen we niet te weten dat Willett en zijn collega’s aan de Harvard Medical School volkoren graanproducten als een essentieel onderdeel van een gezond voedingspatroon beschouwen.

Verburgh waarschuwt terecht voor mogelijke vertekeningen in voedingsonderzoek. Om ze vervolgens in te roepen naargelang het hem uitkomt. Als volkorenproducten gezond lijken, dan is dat onder meer omdat ze een ‘graadmeter’ voor een gezonde levensstijl zijn. Mensen die volkorenproducten eten, eten vaak ook meer groenten en fruit, roken minder en sporten meer. Dat geldt ook voor wie elke dag een handje noten slikt of veel broccoli eet, maar is dan geen bezwaar.

Een verband is niet noodzakelijk een oorzakelijk verband, merkt Verburgh op. Wat moeten we dan denken van aangehaalde studies waaruit blijkt dat wie dagelijks een handvol walnoten eet 45 procent minder risico op een hartaanval heeft, en wie dagelijks frisdrank drinkt, net 43 procent meer risico? Mogen we die effecten dan verwachten, of niet? Als de boodschap is dat groenten, fruit en noten gezond zijn, dan wordt ze wel erg omstandig gebracht.

Goeroe tegen wil en dank

We moeten iets bekennen: ook wij hebben na het lezen van De voedselzandloper ontdekt dat havermout en linzen best te vreten zijn. Als Verburgh er met zijn boeken in slaagt om mensen meer groenten, fruit en noten te laten eten en minder vlees en suiker, dan is dat prima. Dat is ook wat de Nederlandse Hoge Gezondheidsraad met haar nieuwe richtlijnen wil bereiken. Wie volgens zijn zandloper eet, zal daardoor wellicht eerder gezonder dan ongezonder gaan eten. Maar sommige van zijn claims en adviezen zijn voorbarig en onvoldoende onderbouwd, en in strijd met de gangbare visies.

Verburgh heeft het niet begrepen op die voedingsadviezen, die zijn gebaseerd op ‘sterk afgezwakte consensuswetenschap’. Nieuwe inzichten sijpelen zo erg traag door in voedingsadvies. Dat is inderdaad soms jammer, bijvoorbeeld wanneer de ontdekking dat transvetten ongezond zijn niet meteen in richtlijnen wordt opgenomen. Maar het voorkomt wel dat we vandaag ‘nieuwe inzichten’ achternahollen die morgen verkeerd blijken te zijn.

Ook allerlei ‘voedingsgoeroes’ moeten het ontgelden. Het lijkt de zelfverklaarde grondlegger van de nutrigerontologie te ontgaan dat hij zelf die status geniet. Dat kan ook moeilijk anders wanneer je verkondigt dat enkel een handvol buitenlandse experts en jijzelf het bij het rechte eind hebben.

We leven in een wereld vol goeroes, slechte studies en incompetente experts. ‘We dienen dus kritisch te zijn voor het voedingsadvies dat we te horen krijgen’, schrijft Verburgh. Als u één raad uit het boek opvolgt, laat het dan deze zijn.