Pijn nu ook echt te meten

07 juli 2014 door Eos-redactie

Twee nieuwe toestellen stellen artsen in staat pijn objectief in kaart te brengen.

Doet het pijn? Tot nu toe konden patiënten alleen op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoe erg de pijn was die ze voelden. Artsen zoeken al decennialang naar een toestel dat die subjectieve schaal vervangt door een objectieve meetmethode. Het multidisciplinair pijncentrum van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen gebruikt sinds kort als eerste ziekenhuis ter wereld twee revolutionaire toestellen die dat wel doen.

Voor acute pijn is er de Medasense. Via een sensor aan de vinger wordt de intensiteit van de pijn die de patiënt gewaar wordt, gemeten aan de hand van zeven parameters van het autonome zenuwstelsel, zoals de doorbloeding en de weerstand van de huid. Die parameters hangen nauw samen met het sensorische zenuwstelsel, dat pijn registreert. Dat levert samen een cijfer op – de zogenaamde pijnindex – dat een beeld geeft van de intensiteit van de pijn. De Medasense kan ook zien of de pijn vermindert als artsen pijnstillers toevoegen tijdens een pijnbehandeling of als ze een neurostimulator aanzetten ter behandeling van acute pijn. Ook tijdens operaties waarbij de patiënt onder narcose is, meet het toestel of die persoon nog pijn voelt.

Volgens prof. Guy Hans, coördinator van het UZA-pijncentrum, bewijst het meettoestel zijn nut vooral bij patiënten die veel ademhalingsproblemen ondervinden van een narcose, zoals obese personen of mensen met aandoeningen aan het longvlies. ‘De anesthesist wil immers een minimale verdoving toedienen, maar wel genoeg om geen pijn te voelen’, vertelt hij. ‘Dankzij het toestel kan hij de verdoving optimaal instellen en continu aanpassen tijdens de operatie. Ook voor patiënten die niet aan kunnen geven of ze pijn hebben, bewijst het toestel zijn nut.’

Chronische pijn

Voor chronische pijnpatiënten is er de CPM of Conditioned Pain Modulator. Dat toestel meet chronische pijn die veroorzaakt wordt door een verstoring van het controlesysteem dat signalen van de hersenen naar het ruggenmerg stuurt. Het toestel meet eerst de drempelwaarden voor detectie van warmte, pijnlijke hitte, koude en extreme koude. Daarna wordt een continue koude- of warmtestimulus net boven die detectiedrempels aan de patiënt toegediend. Zo gaan de dokters na of de chronische pijn al dan niet veroorzaakt of verergerd wordt door een defect in het controlesysteem van het centrale zenuwstelsel. Als de artsen dat weten, kunnen ze de pijn veel gerichter behandelen met aangepaste pijnmedicatie. (ev)