Psychotherapie kan aanleg voor depressie compenseren

30 maart 2016 door Eos-redactie

Ratten met een extreem hoge aanleg voor depressie, hebben baat bij psychotherapie.

Ratten met een extreem hoge aanleg voor depressie, hebben baat bij psychotherapie.

Amerikaanse onderzoekers kruisten ratten 33 generaties lang met de bedoeling hen zo gevoelig mogelijk te maken voor depressie. Ze wilden bij deze extreem genetisch belaste beestjes nagaan of ze hun depressieve neigingen konden verlichten.

Ze probeerden dat door de omgeving van de depressieve ratten aan te passen: de diertjes kregen een maand lang een extreem grote kooi met veel speelgoed om op te kauwen, veel plekjes om zich te verstoppen en veel elementen om op te klimmen. Een soort Disneyland voor ratten zeg maar. Volgens de onderzoekers kwam deze verrijkte kooi overeen met psychotherapie, omdat ze meer met hun omgeving en met elkaar konden omgaan.

Na een maand gingen de onderzoekers na of het depressieve gedrag van de diertjes was afgenomen. Ze deden dat door de diertjes in een bak water los te laten: gezonde ratten zwemmen daarin rond op zoek naar een uitgang, depressieve ratten daarentegen doen niets meer dan gewoon wat wanhopig ronddrijven. Uit de proef bleek dat de ratten die een maand in de verrijkte kooi hadden mogen spelen, vlijtig op zoek gingen naar een uitweg. Van wanhoop was geen sprake meer.

De onderzoekers gingen vervolgens na of depressie ook kan worden uitgelokt door de omgeving. Ze testten dat bij controleratten die genetisch niet voorbestemd zijn voor depressie en geen wanhopig gedrag lieten zien in de watertank. Ze bonden de diertjes twee weken lang twee uur per dag vast, wat stress veroorzaakte. Na de test werden de diertjes in de watertank losgelaten. Ze lieten zich gewoon drijven en ondernamen geen enkele poging om te ontsnappen.

Uit de studie blijkt dat niet alleen onze genen een rol spelen bij depressie. De genen waarmee we worden geboren, zijn onderhevig aan invloeden uit onze omgeving. (ev)