‘Sommige jongens weten niet dat vrouwen ook van seks kunnen genieten’

Wederzijdse instemming, relaties, diversiteit: het zijn thema’s die heel wat jongeren bezighouden. Maar komen ze ook voldoende aan bod in de lessen seksuele en relationele vorming op school? Of ligt de nadruk nog steeds op het biologische?

‘Er is nog veel ruimte voor verbetering in de lessen seksuele en relationele vorming op school’, zegt Wannes Magits, beleidsmedewerker bij het Vlaamse expertisecentrum seksualiteit Sensoa. Hij onderzoekt de seksuele ontwikkeling bij kinderen en jongeren, alsook hoe je op een effectieve manier les geeft daarover. In principe kunnen leerkrachten in België al in de kleuterschool lessen seksuele en relationele vorming geven. Op het einde van de lagere school en in de eerste graad van de middelbare school wordt het sowieso gegeven. Al is er volgens Magits te weinig zicht op hoe goed dat gebeurt in de Belgische scholen.

Dat geldt ook voor Nederland, zegt Luc Lauwers, programmamedewerker bij Rutgers, het Nederlandse expertisecentrum seksualiteit. Hij coördineert alle activiteiten op het gebied van seksuele en relationele vorming. Wanneer de lessen starten in Nederland verschilt erg per school. ‘Sommige scholen geven er al les over aan vier- tot zesjarigen, andere scholen beginnen er pas mee wanneer de leerlingen tien jaar zijn’, verklaart Lauwers. ‘Het is verplicht om te bespreken in het lager en het middelbaar onderwijs. Maar wanneer, hoe en door wie, is op geen enkele manier vastgelegd. Uit onderzoek van Rutgers blijkt dat een derde van de Nederlandse scholen op een structurele manier aandacht besteedt aan relationele en seksuele vorming.’

Brede waaier

Leerlingen zijn in Nederland meestal rond de veertien jaar wanneer ze voor het laatst seksuele en relationele vorming krijgen. Dat is ook in België het geval. ‘Wij staan daar erg kritisch tegenover’, aldus Lauwers. ‘Veel jongeren beginnen na hun veertiende te experimenteren, maar de meesten worden pas rond hun achttiende seksueel actief. Het is belangrijk om juist in die periode seksuele en relationele vorming te geven. Er zijn scholen die dat doen, maar het is dus niet verplicht. Vooral thema’s als veilige seks, consent (wederzijdse instemming, red.), gender, seksuele oriëntatie en diversiteit zouden aan bod moeten komen, maar die blijven vaak onderbelicht.’

‘In de Belgische eindtermen voor de tweede en derde graad in het middelbaar onderwijs staat niets wat leerkrachten ertoe verplicht om les te geven over seksualiteit’, vult Magits aan. ‘Er staat enkel in dat er respect moet zijn voor relationele en seksuele integriteit. Maar dat is veel te weinig voor wat de brede waaier van seksuele vorming echt is. Er zijn leerkrachten die veel tijd steken in hun lessen en allerhande thema’s erin verwerken, maar in principe is het al voldoende als ze de leerlingen leren dat nee nee is en er verder niet te veel op ingaan.’

Levensfase

‘In de lagere school verlopen de lessen seksuele en relationele vorming over het algemeen best goed’, zegt Lauwers. ‘Al gaat het daar meer over het onderscheiden van vriendschap en liefde en wat voor soort relaties er bestaan. Vanaf een jaar of negen komen ook thema’s als menstruatie en de puberteit aan bod. In die klassen staat er maar één leerkracht voor de klas en die legt vaak heel eigen accenten.’ Als het gaat over het Belgische lager onderwijs, is het ook daar moeilijk om te meten hoeveel scholen exact seksuele en relationele vorming geven. ‘We hebben te weinig zicht op hoe vaak dat gebeurt’, vertelt Magits. ‘Wel weten we dat veel leerkrachten een spel spelen, boekjes voorlezen of een poppenkast gebruiken.’

‘Het is belangrijk dat kinderen, en zelfs kleuters, les krijgen over relaties en seksualiteit. Maar het is nog belangrijker dat dat op maat van hun leeftijd gebeurt’, vindt Magits. ‘Kleuters hebben bijvoorbeeld eerder vragen over waar hun zusje of broertje nu vandaan komt of hoe ze rekening moeten houden met elkaar. Ook beginnen ze soms al te experimenteren met hun eigen lichaam, dus daarin moet je hen wel sturen.’ Dat beaamt ook Lauwers. ‘Zowel leerkrachten als ouders onderschatten vaak welke thema’s leven bij kinderen. Daarom is het nuttig om vroeg met de lessen te beginnen, al moeten die wel ontwikkelings- en leeftijdsadequaat zijn en aansluiten op de vragen waar leerlingen per levensfase mee zitten.’

Tijdsgebrek

Het is echter niet altijd evident voor de meeste leerkrachten om goede seksuele en relationele vorming te geven. Dat blijkt ook uit de grote lerarenbevraging van Sensoa. ‘We hebben enkel leerkrachten bevraagd die vrijwillig deelnamen, dus het is een niet-representatieve bevraging. Maar er kwamen wel interessante dingen naar boven. Zo zegt tachtig procent van de bevraagde leerkrachten dat ze het oké vinden om de lessen te geven. Dat aantal daalt wel wanneer er een nieuw thema besproken moet worden, zoals diversiteit. De leerkrachten haalden aan dat dat, zeker in een diverse klas, heel moeilijk is. Want hoe ga je om met straffe uitspraken? Soms krijgen leerkrachten geen steun van de directie om er veel tijd in te steken. Tijdsgebrek kan het dus nog moeilijker maken.’

‘Onderwerpen als non-binariteit en transgender personen liggen bij veel ouders gevoelig’

‘Het is voor leerkrachten vaak een grote uitdaging om het te hebben over complexe thema’s als genderidentiteit’, gaat Magits verder. ‘Dat kunnen ze er niet zomaar even snel bij nemen. Ze zouden daar veel beter op voorbereid moeten worden.’ Dat vindt ook Lauwers: ‘Toekomstige leerkrachten moeten hier tijdens de lerarenopleiding al voor klaargestoomd worden. Er moet ook gezorgd worden voor duidelijke lesmethodes waarin er zo weinig mogelijk ruimte is om belangrijke kernboodschappen af te wijzen, maar wel nog voldoende ruimte om te praten over waar jongeren behoefte aan hebben.’

Uit onderzoek van Rutgers blijkt dat jongeren het erg belangrijk vinden om het te hebben over onderwerpen als seksuele identiteit, wensen en grenzen, sexting en plezier in seks. Ook gaven ze aan er meer les over te willen na hun veertiende, wat nu dus bijna nooit gebeurt. ‘Onderwerpen als non-binariteit en transgender personen bijvoorbeeld liggen bij veel ouders gevoelig. Ze vragen zich af of hun kind daar al zo vroeg over moet leren. Maar de boodschap in de lessen zou vooral moeten zijn dat het niet uitmaakt welk label je draagt, dat je respect moet hebben voor elkaar en dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn. Je kan dat zelfs breder trekken en het ook hebben over religie en huidskleur’, zegt Lauwers.

Revolutionair

Maar hoe zou de perfecte seksuele en relationele vorming er dan uitzien? Volgens Magits beginnen de lessen idealiter in de kleuterschool en bouwt het telkens op, waarbij er verschillende thema’s steeds dieper worden uitgewerkt. ‘Als het gaat over voortplanting, vertel je tegen kleuters enkel de basis. Maar tegen dat ze naar de middelbare school gaan, moeten ze wel een grondige uitleg gekregen hebben over hoe voortplanting precies werkt. Je moet dus telkens de materie herhalen, maar dan steeds meer toegepast op hun levensfase.’

Is het echt nog nodig om een debat te voeren over welke thema’s er zeker aan bod moeten komen in de lessen seksuele en relationele voorlichting? ‘Absoluut’, zegt Magits. ‘Dat de vrouw ook van seks moet kunnen genieten, is voor sommige jongens een revolutionair idee. Ze wisten niet dat vrouwen er ook van kunnen genieten. Er zijn ook meisjes die opeens beginnen te bloeden, en dus hun eerste menstruatie krijgen, maar totaal niet weten wat er gebeurt en denken dat ze doodbloeden. Dat zijn de leerlingen voor wie ik blijf werken aan betere lessen seksuele en relationele vorming.’

Persoonlijkheid

Dat er te weinig zicht is op hoe scholen omgaan met de lessen seksuele en relationele vorming, benadrukken zowel Magits als Lauwers. ‘Maar er is hiernaar ook veel te weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan’, zegt Greetje Timmerman, emeritus hoogleraar Sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zelf heeft ze in 2009 onderzoek gedaan naar de persoonlijkheid van de leraar en seksuele vorming. Daarvoor interviewde ze 226 leerlingen en twintig leerkrachten die seksuele vorming gaven op school. Interessant was dat de leerlingen aangaven de biologische kant van seksuele vorming wel heel belangrijk te vinden. Ook hadden ze behoefte aan een leerkracht die een volwassen rol inneemt en niet doet alsof hij/zij een van de leerlingen is. ‘De persoonlijkheid van de leerkracht is dus erg belangrijk. Niet alleen bij seksuele vorming maar ook voor het leraarschap in het algemeen’, aldus Timmerman.

.

Met Het Voort­plantingsboekje kan je als leerkracht seksualiteit en relaties bespreken met tien- tot twaalfjarigen. Thema’s als voortplantingsorganen, puberteit, seksuele oriëntatie en weerbaarheid komen aan bod.

‘In Nederland zijn er weinig richtlijnen en kerndoelen voor scholen als het gaat over seksuele en relationele vorming. Scholen hebben dus veel vrijheid om de lessen in te vullen zoals ze dat zelf willen. Er is ook heel weinig empirisch onderzoek gedaan op scholen zelf’, legt ze uit. ‘Wel zijn er veel interventies, maar die zijn niet altijd wetenschappelijk onderbouwd. Er is onder leerkrachten, ontwikkelingspsychologen en seksuologen ook geen consensus over wanneer het nu zinvol is om met seksuele en relationele vorming te beginnen. Daar bestaan veel verschillende visies over. Volgens de ene kan je er niet vroeg genoeg mee beginnen, terwijl de andere vindt dat je moet opletten om niet je eigen belevingen te projecteren op kinderen. Zelf vind ik het belangrijk dat seksuele en relationele vorming op maat van kinderen gegeven wordt. Ik vraag me af of dat wel voldoende gebeurt, want het is te weinig wetenschappelijk onderbouwd of het goed is om er al zo jong mee te beginnen.’

Onderbelicht thema

Een onderzoek uit 2020 gepubliceerd in Journal of Adolescent Health haalt aan dat er inderdaad weinig bekend is over de effectiviteit van lessen die verder gaan dan de preventie van zwangerschap en seksueel overdraagbare aandoeningen. De onderzoekers voerden een systematisch literatuuronderzoek uit van drie decennia onderzoek naar schoolprogramma’s. Het resultaat wees uit dat lessen die zich richten op een brede definitie van seksuele gezondheid en die menselijke seksualiteit positief benaderden, wel degelijk effectief zijn.

Hoe het komt dat er zo weinig wetenschappelijk onderzoek is naar seksuele en relationele vorming? ‘Het is een moeilijk onderwerp om te onderzoeken’, aldus Timmerman. ‘Wanneer is er sprake van seksuele beleving bij een kind? Kan je daar wel een bepaalde leeftijd op plakken? De definitie van seksualiteit is ook erg tijdsgebonden, dat maakt wetenschappelijk onderzoek nog moeilijker. In de jaren 1960 hadden mensen een heel ander beeld over seksualiteit dan nu. Momenteel staan vooral diversiteit en seksuele oriëntatie hoog op de wetenschappelijke agenda. De lesinhoud van seksuele en relationele vorming lijkt daar wel mee op te evolueren, al blijft het voor veel leraren inderdaad een uitdaging om de lessen te geven. Het klopt ook dat het een onderbelicht thema is in de lerarenopleidingen.’

‘Terwijl het zo belangrijk is dat een leraar goed luistert naar de leerlingen en een veilig klimaat creëert in de klas. Een klas is een groep individuen met elk een eigen achtergrond. Leraren moeten zich daarvan bewust zijn en moeten eigenlijk ook veel weten over psychologie. Een leraar moet niet alleen een vakleraar zijn, maar dient ook veel empathie te hebben. Want leerlingen hebben behoefte aan een volwassen persoon die hen de juiste informatie kan bezorgen en waar ze zich veilig bij voelen’, besluit Timmerman.