Vroege opsporing van dikkedarmkanker redt levens, maar weinig mensen doen mee met screening

In Vlaanderen neemt maar 48,5 procent van de vijftigplussers deel aan de systematische screening naar dikkedarmkanker, in Wallonië en Brussel zijn er dat nog minder. Dat moet beter.

Jaarlijks krijgen bijna 8.000 Belgen te horen dat ze aan dikkedarmkanker of colorectale kanker lijden. De aandoening is na borstkanker bij vrouwen en na prostaat- en longkanker bij mannen de meest voorkomende kanker in ons land.

Meer dan 2.500 van de patiënten overleven de ziekte niet. Dat komt omdat dikkedarmkanker vaak lang geen symptomen vertoont, maar eens die er zijn het soms al te laat is.

Hoe later de kanker wordt gediagnosticeerd en behandeld, hoe kleiner de kans op genezing. Indien de kanker in stadium I of II (of dus vroeg) wordt gevonden, bedraagt de overlevingskans respectievelijk 97 procent en 88 procent. Zit de colorectale kanker al in stadium IV, dan daalt de overlevingskans tot nog maar 20 procent. Late behandelingen zijn bovendien invasiever en pijnlijker, soms met ernstige gevolgen voor de patiënt.

Systematische screening

Wordt de ziekte in een vroeg stadium opgespoord, dus voor er symptomen zijn, dan is de kans op genezing hoog. Een vroege diagnose kan door deel te nemen aan de systematische screening naar dikkedarmkanker die om de twee jaar wordt aanbevolen voor mannen en vrouwen tussen 50 en 74 jaar die geen symptomen of een verhoogd (vaak erfelijk) risico op darmkanker hebben. De test moet maar om de twee jaar worden herhaald omdat dikkedarmkanker zich in het begin meestal zeer langzaam ontwikkelt.

In Vlaanderen krijgt iederen uit de doelgroep om de twee jaar de immunochemische Fecaal Occult Bloedtest (iFOBT) gratis via de post thuis bezorgd. Daarmee kunnen ze gemakkelijk een staaltje van hun stoelgang nemen en opsturen naar een lab. Daar wordt gezocht naar bloedsporen die niet met het blote oog te zien zijn.

De resultaten van de test zijn zeer betrouwbaar. In 95 procent van de gevallen is het resultaat van de test normaal en worden deelnemers gerustgesteld. In de overige 5 procent is de test positief en is een bijkomende diagnostische colonoscopie nodig. Dit onderzoek brengt in de meeste gevallen letsels aan het licht die niet ernstig zijn of wijzen op poliepen die zouden kunnen evolueren in kanker en dus het best verwijderd worden. Is er toch al sprake van kanker, dan is de diagnose nog altijd in een vroegtijdig stadium gesteld en is een snelle behandeling mogelijk met een goede kans op genezing.

Te weinig deelnemers

Helaas stuurt in Vlaanderen maar 48,5 procent van de vijftigplussers de test terug, in Wallonië en Brussel zijn er dat nog minder. Dat kan beter. Een van de aanbevelingen van de Belgische Kankerbarometer, die op 4 februari - Wereldkankerdag - werd gelanceerd, is dat er extra inspanningen moeten worden gedaan om de bevolking tot deelname aan te sporen. De onderzoekers stellen dat het bij screening van essentieel belang is te werken aan de overtuigingen en percepties van de bevolking. ‘Het is belangrijk om de redenen die mensen ervan weerhouden om deel te nemen aan bevolkingsonderzoeken te begrijpen en te inventariseren, zodat de nodige middelen kunnen worden ingezet om de situatie te veranderen’, vertelt dr. Veronique Le Ray, medisch directeur en woordvoerster van Stichting tegen Kanker. ‘Dit geldt zeker voor Brussel en Wallonië waar de participatiegraad nog ver verwijderd is van de door de Europese Unie vastgestelde doelstelling van 65 procent.’

Voor meer informatie over dikkedarmkanker kunt u terecht op de website van Stichting tegen Kanker