Waarom bewegen helpt tegen geheugenverlies

08 augustus 2013 door Eos-redactie

Ouderen die veel bewegen, hebben een hogere kwaliteit witte stof in de hersenen dan minder sportieve senioren.

Ouderen die veel bewegen, hebben een hogere kwaliteit witte stof in de hersenen dan minder sportieve senioren. Wetenschappers weten al langer dat bewegen helpt tegen geheugenverlies en andere cognitieve stoornissen, maar tot nu toe bleef het onduidelijk waarom dat zo was.

Neurologen van UMC St Radboud volgden sinds 2006 ruim vijfhonderd vijftigplussers die een beroerte hadden gehad. Ze lieten hen vragenlijsten invullen waarin onder andere gepeild werd naar hun bewegingspatroon, opleiding, sociale positie en ziektegeschiedenis, en ze onderzochten hun hersenen met een geavanceerde MRI-scanner.

Uit de gegevens bleek dat bewegen een effect heeft op de witte stof in de hersenen. Deze witte stof bestaat uit zenuwbundels van miljoenen vezels die verschillende hersengebieden met elkaar verbinden, zoals het gebied dat een obstakel signaleert met het gebied dat de opdracht geeft eromheen te lopen.

Het effect van bewegen was het grootst in het voorste deel van de hersenen, waar de frontaalkwab zit, het hersengebied dat onder meer verantwoordelijk is voor het maken van keuzes, vooruitdenken, het beheersen van impulsen en het initiëren van handelingen op zowel cognitief als motorisch vlak.

Waarom sporten net in dit gebied effect heeft, is nog onduidelijk. Wel werd eerder vastgesteld dat bij ouderen die trager gaan praten of langzamer gaan lopen dit gebied vaak aangetast is. (ev)