Eos Blogs

Een stukje palingmysterie ontrafeld

Onze paling is exotischer dan veel mensen denken. Ze worden namelijk geboren in de Sargassozee, een tropische diepzee in de Atlantische Oceaan 7000 km van hier. Welke routes palingen nemen, is echter nog niet volledig beschreven. Daar wilde ik verandering in brengen, want die kennis kan cruciaal zijn om de soort vooruit te helpen.

In 2018 kwamen collega’s van het Vlaams Instituut voor de Zee met het idee om binnen het Europese LifeWatch project palingen te volgen van België richting de Sargassozee. Tot nu toe is er nog niemand in geslaagd om te achterhalen waar onze paling zich voortplant. Onderzoekers nemen aan dat het allemaal in de Sargassozee gebeurt omdat daar 100 jaar geleden het jongste levensstadium van de paling werd gevonden: larven van enkele millimeters lang en hoogstens een paar dagen oud. Maar een volwassen paling is er nog nooit waargenomen, laat staan voortplanting.

Onze paling komt voor over heel Europa en aan de kusten in het noorden van Afrika, maar plant zich voort in de Sargassozee.

Ik was uiteraard heel enthousiast om mee te werken aan een volgend puzzelstuk naar het ontrafelen van het mysterie, maar wist dat het geen evident onderzoek ging zijn. Hiervoor moesten we namelijk dataloggers aan palingen hangen die diepte en temperatuur meten, die na een bepaalde tijd loskomen op zee, hopelijk door wandelaars op het strand gevonden worden en de toestellen vervolgens naar ons zouden opsturen. In feite een citizen science (burgerwetenschap) project, waarbij de gelukkige vinders €50 als beloning ontvangen. Wanneer we de toestellen terug krijgen, kunnen we de data downloaden en op basis van de gemeten diepte en temperatuur kunnen we het traject van de paling berekenen, iets wat “geolocatie” heet.

Op de datalogger staan niet alleen mijn contactgegevens, ook een beloning van €50.

Dit is tegenwoordig de best mogelijke manier om vissen in de oceaan te volgen. Satellietsignalen bijvoorbeeld gaan niet door water waardoor we geen GPS toestellen kunnen gebruiken, in tegenstelling tot onderzoek op land. Denk maar aan onze eerste wolf Naya die een GPS halsband droeg van Duitse onderzoekers.

Uitdaging

We hoopten 20% van de dataloggers terug te krijgen. Om goede wetenschappelijke conclusies te kunnen trekken, hadden we zeker 100 palingen nodig. Daarenboven zijn de dataloggers best wel groot, waardoor ook de palingen groot moesten zijn. Ons actieplan was daarom om 100 palingen van minimum 1 kilo te voorzien van een datalogger. Dit zegt misschien niet veel, maar palingen van 1 kilo zijn grote vissen die je niet gemakkelijk vangt. Honderd stuks zijn dan ook een echte uitdaging. Gelukkig had ik goed contact met het vissenteam van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (waar ik tegenwoordig werk) en wisten we in de IJzerpolder te Nieuwpoort een plaats zijn waar we dit aantal wel eens konden bekomen. Challenge accepted!

Halloween

De 100 dataloggers werden besteld en ik had ze net op tijd toen het palingmigratieseizoen begon. Palingen migreren massaal naar zee in het najaar bij hevige regen. Dit geeft ze als het ware een duwtje in de rug om zo efficiënt mogelijk de zee te bereiken. Die Halloweennacht van 2018 zal ik waarschijnlijk nooit vergeten. Ik was gepakt op snelheid: we vingen 180 palingen, maar mijn dataloggers waren nog niet klaar. Niet alleen moeten ze eerst geprogrammeerd worden, ook maakte ik een bevestigingsstuk om ze aan de paling te hangen via een soort piercing door de huid. Met ietwat vertraging werden de 22 palingen zwaarder dan een kilogram voorzien van een rugzakje.

Twee palingen voorzien van een datalogger klaar om uitgezet te worden in de Ganzepoot te Nieuwpoort.

Die avond was ik pas heel laat thuis en heb ik een tandje bij gestoken om de dataloggers voor te bereiden. Ik kon nog net anderhalf uur in mijn bed kruipen om de volgende dag terug naar Nieuwpoort te rijden en opnieuw dataloggers in te zetten. De volgende nachten had ik gelukkig wat meer nachtrust, maar in die periode was ik mijn doctoraat aan de UGent aan het afronden, waardoor ik mijn handen eigenlijk al meer dan vol had. Een beetje extra werkdruk maakt een efficiëntere tijdsbesteding, denk ik (hoop ik)…

Succes!

In het daaropvolgende jaar werden maar liefst 32 dataloggers teruggebracht! Dit was veel meer dan onze verhoopte 20%. Door dit succes hebben we het werk herhaald in 2019 en 2020: over de drie jaren heen werden in totaal 238 palingen voorzien van dataloggers. Daarvan werden er 76 (32%) teruggebracht en konden we de verzamelde data downloaden. De meeste werden gevonden in Frankrijk (vooral rond de baai van de Mont Sint-Michel) en het Verenigd Koninkrijk, maar ook in België, Nederland, Spanje en Denemarken.

De dataloggers werden op verschillende plaatsen in Europa gevonden, maar voornamelijk in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Uit deze data een traject berekenen, is verre van evident! Om dit te leren, ben ik vlak voor de covid-uitbraak in 2020 voor drie weken naar het Engelse ‘Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science’ (kortweg CEFAS) in Lowestoft geweest waar dr. David Righton me de knepen van het vak leerde. Deze drie weken waren een van de meest waardevolle in mijn prille carrière. Niet alleen leerde ik daar de trajecten reconstrueren, samenzitten met verschillende experten rond paling en vismigratie in het algemeen leverde me heel wat nieuwe inzichten en een andere kijk op bepaalde zaken. De intense samenwerking maakte van de collega’s ter plaatse vrienden met wie ik nog maandelijks contact heb.

De migratietrajecten

Uit de data bleek dat palingen twee routes volgen op hun weg naar de Atlantische Oceaan. De meest logische is via het Engels Kanaal tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Enkelingen migreerden naar het noorden om over Schotland de Atlantische Oceaan te bereiken. De reden waarom palingen een van beide routes nemen, en dan vooral de noordelijke omweg, is onduidelijk. Een mogelijke verklaring is dat ze de route onthouden die ze namen toen ze arriveerden aan onze kust. Jonge palingen worden via de Golfstroom van de Sargassozee naar onze contreien getransporteerd. Zodoende bereikt een deel onze kust via het Engels Kanaal, maar een ander deel komt over het Verenigd Koninkrijk. Of ze volgen bepaalde zeestromen die hen in de meeste gevallen zuidwaarts leiden en in enkele gevallen noordwaarts.

Uit de data bleek dat palingen twee routes volgen op hun weg naar de Atlantische Oceaan.

Er wordt al heel lang onderzoek gedaan naar het oriënterend vermogen van paling en nog steeds weet men niet waarop ze zich baseren. Recent verscheen een theorie dat ze het aardmagnetisch veld volgen en daarvoor specifieke magnetische lijnen volgen. Ons onderzoek toont aan dat ze met een noordelijke en zuidelijke route tegengestelde velden kunnen volgen. Dus de kans dat palingen puur op aardmagnetisch veld navigeren, is vrij klein. Waarschijnlijk zal het een combinatie van factoren zijn, wat het onderzoek naar die factoren net zo moeilijk maakt.

Palingen migreren ofwel via het Engels Kanaal, ofwel over Schotland naar de Atlantische Oceaan. Kruisjes wijzen op predatie.

Roofdieren

De data leverde niet alleen info over het gezwommen traject van de palingen. Een aantal palingen bleken opgegeten te zijn geweest door een roofdier. Aan de hand van de data konden we vrij nauwkeurig bepalen welk roofdier. Zo zijn zeezoogdieren zoals walvissen en dolfijnen warmbloedig en hebben ze een lichaamstemperatuur van 36°C net als wij. Wanneer een paling door een zeezoogdier werd opgegeten, registreerde de datalogger die temperatuur. Aan de hand van het dieptepatroon konden we dan weer bepalen om welk soort zeezoogdier het ging. Een van onze dataloggers registreerde dieptes tot bijna 800 m. Er zijn niet veel walvissen die zo diep kunnen zwemmen. De potvis is daar een van en gaat zelfs nog dieper, maar die blijft meestal langer dan een halfuur (vaak zelfs 45 min) onder water. Onze datalogger registreerde eerder een ‘sprint’ naar die diepte die niet langer dan 15 – 20 min duurde. Dit is heel typisch voor een griend, een soort dolfijn met ‘stompe’ kop. Nog een andere datalogger registreerde op een bepaald moment een temperatuur van 25°C, een goeie 10°C warmer dan de watertemperatuur. De meeste vissen zijn koudbloedig en hebben dezelfde temperatuur als het water. Een aantal vissen echter zijn warmbloedig en hebben een temperatuur die ongeveer 10°C warmer is dan hun omgeving. Een bekend voorbeeld daarvan is de witte haai. Op de plaats waar onze paling werd opgegeten, komen geen witte haaien voor, maar wel hun kleinere ‘neefje’: de haringhaai.

De haringhaai is nauw verwant aan de witte haai.

Ook tonijnen zijn warmbloedig en een mogelijke dader, maar die zaten op het moment van predatie (in de winter) over het algemeen iets zuidelijker of verder in zee.

Zichtbaarheid voor roofdieren

De kans bestaat dat onze fluo-oranje dataloggers op de rug van de palingen hen vatbaarder maken voor roofdieren, maar het is niet onwaarschijnlijk dat palingen een belangrijke schakel in de voedselketen vormen. Elk najaar trekken er namelijk van over gans Europa duizenden palingen massaal door de zeeën en Atlantische Oceaan om zich voort te planten. Het zou me niet verwonderen dat heel wat zeeroofdieren profiteren van de trek van deze vette, voedselrijke palingen. Je kan het een beetje vergelijken met de trek van de gnoes en zebra’s tussen de Masai Mara en Serengeti in Afrika. Een daling in de palingpopulatie heeft dus mogelijks gevolgen voor de roofdieren hoger in de voedselketen.

Migratiesnelheid

De palingen migreerden aan een gemiddelde snelheid van 25 km per dag, maar het verschil tussen individuen was heel groot. Zo migreerde de traagste paling aan 7 km per dag en de snelste tot wel 45 km per dag. We zijn niet de eerste die tot deze vaststelling kwamen. Via gelijkaardig onderzoek op andere plaatsen in Europa (o.a. Scandinavië en de Middellandse Zee) had men dezelfde snelheden.

De palingen migreerden aan een gemiddelde snelheid van 25 km per dag, maar het verschil tussen individuen was heel groot.

De theorie is dat een deel van de palingen snel migreert en binnen enkele maanden de paaigronden bereikt, terwijl een ander deel veel trager migreert en er ongeveer anderhalf jaar over doet om dezelfde locatie te bereiken. Als je bedenkt dat palingen in zee migreren zonder te eten omdat hun spijsverteringsstelsel verdwijnt om plaats te maken voor de eitjes en het zaad, dan zou het op zijn minst indrukwekkend te noemen zijn, mochten palingen zo lang onderweg zijn. Het zijn dan ook niet voor niets een van de meest efficiënt zwemmende vissen ter wereld.

Net zoals zo vaak brengen deze resultaten meer nieuwe vragen naar boven dan dat ze oude beantwoorden. Daarom zijn we nog niet klaar met de data. Het bepalen van de routes was een eerste luik van de data-analyse. In een volgende stap gaan we dieper graven naar het dieptepatroon van de palingen en of dit patroon te wijten is aan bepaalde zeestromen zoals eb en vloed. Zo’n analyse helpt ons verklaren waarom ze aan bepaalde snelheden migreren en welke route ze kiezen. Het oriëntatiemechanisme van paling achterhalen is essentieel voor het beheer om de soort te helpen. Een van de grote maatregelen is namelijk om jonge paling te verplaatsen van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, waar er elk jaar nog redelijk wat toekomen, naar andere plaatsen in Europa, waar bijna geen paling meer zit. Stel dat het zo zou zijn dat palingen de route onthoudt langs waar ze Europa bereikt hebben, dan zou deze ‘verplaatsing’ hen wel eens in de war kunnen sturen wanneer ze terug naar de Sargassozee trekken om zich voort te planten.

Enkele interessante links met meer of aanvullende info