Mei was een wake-upcall

Vorige maand kregen we uitzonderlijk veel slecht nieuws over de staat van de planeet. Misschien hebben we net dat nodig, denkt oceanoloog Jan Stel.

Er zijn van die dagen die je liever overslaat. De afgelopen maand mei telde uitzonderlijk veel van die dagen. Zo maakte het Hawaïaanse Mauna Loa Observatory op 15 mei bekend dat de CO2-concentratie in de atmosfeer 415.70 ppm (deeltjes per miljoen) bedroeg. Dat is de hoogste tot nu toe gemeten concentratie. En ook dat record zal snel sneuvelen.

Enkele dagen daarvoor bracht het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) een alarmerend rapport uit. De opvallendste conclusie daaruit was dat een miljoen plant- en diersoorten met uitsterven worden bedreigd.

Alsof dat nog niet genoeg was, rolden er nog een aantal rapporten van de drukpersen die de door de mens veroorzaakte plastictsunami onder de loep namen. Een lichtpuntje was het bericht dat de Europese Commissie de problematiek van het wegwerpplastic definitief gaat aanpakken.

En tot slot waren er dan ook nog eens verkiezingen. De ruk naar rechts leidt ertoe dat klimaatontkenners als Thierry Baudet en Jean-Marie Dedecker zich gesteund weten door een groot aantal kiezers. Al met al niet goed voor de noodzakelijke duurzaamheidstransitie.

Parijs schiet tekort

Eerst iets over die CO2-concentratie. Charles David Keeling (1928-2005) was een chemicus verbonden aan de vermaarde Scripps Institution of Oceanography aan de Amerikaanse westkust. Keeling begon in 1958 met de intussen beroemde reeks van metingen die veranderingen in het CO2-gehalte in de atmosfeer aangeven.

Het Mauna Loa Observatory in Hilo op Hawaï, waar sinds 1958 de CO2-concentratie wordt gemeten. ©NOAA

In die tijd dachten wetenschappers nog dat de koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer voortdurend varieerde. Keeling ontdekte echter dat er zowel een sterke dagelijkse als jaarlijkse, door de seizoenen veroorzaakte, variatie was. Die variaties zijn vooral een gevolg van de plantengroei. Maar de snelle stijging van CO2-gehalte nu heeft een andere oorzaak: de mens.

Het meetstation staat op de top van een van de vijf vulkanen van het Grote Eiland van Hawaï. Die locatie is niet toevallig. Het is een plek boven de inversielaag in de atmosfeer, waaronder lokale effecten de metingen kunnen verstoren. Bovendien liep er al een weggetje naar de 3.397 meter hoge top. De plek is ook ver weg van het continent, zodat de onderzoekers kunnen aannemen dat ze er goede gemiddelden voor de Stille Oceaan kunnen meten.

Na twee jaar publiceerde Keeling zijn eerste resultaten. Hij nam aan dat de jaarlijkse toename van de CO2-concentratie min of meer overeenkwam met de hoeveelheid fossiele brandstoffen die elk jaar wordt verbrand. Nu is de Keeling-curve het ijkpunt voor de stijging van de kooldioxideconcentratie onder invloed van menselijke activiteiten. En afgezien van een paar notoire klimaatontkenners is het zonder meer duidelijk dat de huidige klimaatverandering door ons wordt veroorzaakt.

Wie herinnert zich de juichende en triomfantelijke politici aan het einde van de klimaatconferentie in Le Bourget, vlakbij Parijs? Vlak voor de kerst van 2015 was er dan toch nog een bindend akkoord gekomen. In het akkoord werd een maximale grens voor de toelaatbare klimaatopwarming van 2°C graden ten opzichte van het pre-industriële tijdperk juridisch vastgelegd. Ook werd afgesproken dat het eigenlijke streefdoel is om de opwarming te beperken tot 1,5°C. 

Doorrekening van de klimaatconferentie in Parijs laat zien dat de klimaatopwarming eerder 3°C of meer zal zijn

Hiervoor is een snelle energietransitie nodig, waarbij we naar een wereld zonder fossiele brandstoffen gaan. Duidelijk is immers dat het gebruik van deze brandstoffen de grote boosdoener is. Dat wisten de grote oliemaatschappijen al ruim een halve eeuw geleden.

Je zou dan ook verwachten dat na Parijs alles zou veranderen. Maar niets is minder waar. Politieke veranderingen, met de Amerikaanse president Trump op kop, verzieken de ontwikkelingen. Al snel bleek ook dat de plannen die de landen indienden niet volstonden. Doorrekening ervan laat zien dat de klimaatopwarming eerder 3°C of meer zal zijn.

In februari werd duidelijk dat de kans dat de klimaatverandering níét door menselijke activiteiten is veroorzaakt minder dan één op een miljoen is. Bovendien liegen de metingen van Mauna Loa er niet om: 415.70 ppm op maandag 15 mei. Dat is zo’n 15,70 ppm meer dan tijdens Parijs. De wereldwijde CO2-uitstoot in 2018 was bijna 38 miljard metrische ton. Een record.

Bekend en toch anders

Het is zeker drie miljoen jaar geleden dat het CO2-gehalte in de atmosfeer nog zo hoog was. Om te kunnen inschatten wat dat betekent, moeten we even teruggaan in de geologische geschiedenis van onze planeet.

Het plioceen is een geologisch tijdperk dat van 5,3 tot 2,5 miljoen jaar geleden duurde. In het algemeen nam de temperatuur in die tijd af. Aan het eind ervan veranderden de mondiale oceaanstromingen door het ontstaan van een verbinding tussen Noord- en Zuid-Amerika.

Daarna vergleed de wereld in een 2,6 miljoen jaar durende tijd van tientallen elkaar afwisselende ijstijden. Uit onderzoek van ijskernen op de Noord- en Zuidpool weten we dat de afwisseling van koude ijstijden en warmere tussenijstijden zich in de afgelopen miljoen jaar weerspiegelen in schommelingen van de CO2-concentraties. Deze variëren tussen 213 ppm tijdens een ijstijd en 285 ppm in de warmere tussenijstijden. In de huidige warme tussenijstijd - mogelijk de laatste - zitten we daar met 130 ppm boven.

In de huidige warme tussenijstijd liggen de CO2-concentraties hoger dan in de vorige, dat 115.000 jaar geleden eindigde.

Drie miljoen jaar geleden was de gemiddelde temperatuur 2 tot 3°C hoger dan nu. De zeespiegel stond toen ook wat hoger: zo’n 25 meter. Met CO2-concentraties zoals we die nu kennen zag de wereld er met haar leeuwen, luipaarden, olifanten en zebra’s al bekend en toch nog anders uit. Het grootste verschil is dat de mens zoals we die nu kennen er in de verste verte nog niet was. 

De mensachtigen van toen, zoals Australopithecus afarensisuit Ethiopië, liepen rechtop en gebruikten werktuigen maar hadden een herseninhoud die te vergelijken is met die van mensapen. Het is zelfs niet zeker of ze onze directe voorouders zijn. Ook toen waren er meerdere soorten mensachtigen. 

Dat veranderde pas zo’n dertigduizend jaar geleden, toen wij onze soortgenoten, zoals de neanderthaler, verdrongen. Van toen af ‘heersten’ we alleen. Ook is het de huidige mens, Homo sapiens sapiens, die landbouw en industriële revoluties ontketende, met robots andere planeten verkent en de planeet waarop hij leeft zodanig te vervuilen dat die onbewoonbaar dreigt te worden.

Een miljoen dieren en planten dreigen te verdwijnen

Meer nog dan de CO2-metingen van het Mauna Loa Observatory veroorzaakten de rapporten van het IPBES over het biodiversiteitsverlies een schokgolf in de media. Het is inderdaad onvoorstelbaar dat door menselijke activiteiten op een geschat totaal van acht miljoen plant- en diersoorten wel een miljoen met uitsterven wordt bedreigd. Het is de uitgebreidste analyse tot nu toe. En de boodschap is bijzonder verontrustend.  

Meer dan 40 procent van de amfibiesoorten, bijna 33 procent van de koraalriffen, meer dan een derde van de zeezoogdieren en naar schatting een tiende van de insectensoorten is bedreigd. Volgens het rapport zijn landgebruik voor de land- en bosbouw en de mijnbouw de belangrijkste oorzaken van deze zesde mondiale uitsterving. 

Daarnaast spelen op het land ook de jacht en stroperij een grote rol. Op zee zijn vooral de visserij en chemische vervuiling vanaf het land de boosdoeners, al dreigen hier nu ook andere vormen van exploitatie, zoals diepzeemijnbouw. Deze zullen tot grote verstoringen van het mariene ecosysteem leiden. Daarnaast spelen klimaatverandering, de andere vervuilingen zoals die door plastic, en invasieve soorten, een belangrijke negatieve rol. Alle komen ze voort uit onze onduurzame, verspillende levenswijze.

Meer dan 40 procent van de amfibiesoorten, bijna 33 procent van de koraalriffen, meer dan een derde van de zeezoogdieren en naar schatting een tiende van de insectensoorten is bedreigd.

Uit een onderzoek dat pas is gepubliceerd in het vakblad Nature Ecology & Evolution, blijkt dat in de laatste 250 jaar bijna zeshonderd plantsoorten zijn uitgestorven. Die snelheid ligt vijfhonderd keer hoger dan in scenario’s zonder menselijke invloeden. 

De onderzoekers deden een literatuurstudie van ruim 330.000 plantsoorten. Hierbij bleek dat van de 1.134 op zeker moment als uitgestorven planten beschouwde soorten, er 571 echt waren uitgestorven. De andere werden of herontdekt of op een andere manier geclassificeerd. Hoe dan ook, dat cijfer is vier keer hoger dan dat van de International Union for Conservation of Nature (IUCN). De grote verliezen vinden plaats op eilanden, in tropische gebieden en in de Middellandse Zee, de jaarlijkse vakantiebestemming van een paar honderd miljoen toeristen.

De menselijke activiteit ligt ook aan de basis van het steeds snellere verlies aan biodiversiteit. De bevolking is sinds 1970 verdubbeld, de broeikasgasuitstoot is sinds 1980 verdubbeld, en de plasticvervuiling is zowaar vertienvoudigd. Om zo’n 7,7 miljard mensen te voeden, gebruiken we steeds meer grond voor landbouw en veeteelt. Volgens cijfers van het Wereld Economisch Forum eten we jaarlijks 77,5 miljard dieren op. En volgens de Wereldvoedselorganisatie consumeerden we in 171 miljoen ton vis. Een grove berekening leert dat we het dan hebben over maar liefst een paar duizend miljard vissen.

Plastic in de maag

Wegwerpplastic. Eigenlijk is het een bizar woord. Je maakt iets om het daarna gewoon weg te gooien. Toch doen we dat al meer dan een halve eeuw. De gewoonte zit net zo ingebakken in onze westerse levenswijze als sigarettenpeuken op de grond gooien. Als het zo doorgaat, zit er rond 2050 meer plastic in de zee dan vis. Dat berekenden onderzoekers van de Ellen MacArthur Foundation voor het Wereld Economisch Forum in 2016 al. 

Als dit zo doorgaat zit er rond 2050 meer plastic in de zee dan vis

De planeet verdrinkt zo langzamerhand in het plasticafval. Sinds het begin van de jaren 1950 is er ongeveer 9.000 miljoen ton plastic afval in zee beland. Jaarlijks wordt daar nu zo’n 8,8 miljoen ton aan toegevoegd. Dat is een vuilniswagen per minuut.

De belangrijkste plasticproducenten zijn China en Indonesië, met daarna de Verenigde Staten en Europa, dat een vijfde van de productie voor haar rekening neemt. Opvallend is dat 95 procent van het plastic afval via tien grote rivieren in Azië en Afrika in de oceaan belandt. Voor sommigen is dat een reden om zelf dan maar niets te doen. Maar plasticvervuiling is een mondiaal probleem dat ons allemaal raakt. 

Een zwemmer verzamelt plasticafval voor het 'Grand Defi', een afvalinzamelingswedstrijd georganiseerd in Marseille.

Plasticvervuiling is overal: in de lucht die we inademen, in de zee en in de grond. Het zit zelfs in dieren. Bijna driekwart van de vissen heeft plastic ingeslikt. Een pot mosselen bevat plastic. Verbijsterend zijn ook de verhalen van gestrande walvissen die tot 40 kilo plastic in hun maag hebben.

Dichter bij huis kreunen de toeristische topattracties aan de Middellandse Zee onder het plasticafval. Dat bleek onlangs nog uit een via het Wereldnatuurfonds verschenen rapport. Volgens het onderzoek wordt elk aar 570.000 ton plastic in de Middellandse Zee gedumpt. Dat komt overeen met 33.800 plasticflessen per minuut. 

Het meeste plasticafval wordt door Turkije en Spanje in zee geloosd. Ook via Italië, Egypte en Frankrijk komt veel in het water terecht. Dat zijn allemaal populaire toeristische bestemmingen. De inwoners en de grote aantallen toeristen produceren zoveel afval dat de afvalverwerkingsindustrie het niet aankan. Bovendien is de import van afval uit andere landen toegenomen sinds Azië afval weigert. Zo is België een van de grootste uitvoerders van plasticafval naar Turkije, een land dat nauwelijks controleert, laat staan recyclet.

Gelukkig zijn er veranderingen op komst. Zo heeft de Europese Commissie een nieuwe richtlijn over wegwerpplastic in voorbereiding. Begin 2021 wordt ze van kracht. Hierdoor zullen tien plasticartikelen waar alternatieven voor bestaan, worden verboden. Het gaat dan onder meer om plastic bestek, wattenstaafjes en rietjes. Ook zullen de fabrikanten van bijvoorbeeld filters voor sigaretten, ballonnen en bepaalde voedsel- en drankverpakkingen moeten bijdragen aan de afvalverwerking ervan. 

Daarnaast moet 90 procent van de plastic flessen tegen 2029 gescheiden worden ingezameld. Tot slot wordt ook het probleem van de zwerfvisnetten aangepakt. Zo verdwijnt ongeveer 70 procent van het plastic uit de keten.

Om de ernst van de situatie nog eens te benadrukken produceerde het Wereldnatuurfonds een indringende videoclip rond de vraag ‘Eet u wellicht een creditkaart per week?’ De clip is gebaseerd op een rapport waarin staat dat we wekelijks ongeveer tweeduizend stukjes microplastic - of 5 gram - consumeren. Dat is zowat evenveel plastic als in een bankkaart. Meer daarover vind je in dit Eos-artikel

We hebben een storm nodig

De afgelopen maand was er een waarin we bijzonder hard met de neus op de feiten werden gedrukt. Het was ook een wake-upcall. We weten toch echt meer dan voldoende om aan de bel te trekken en politici aan te zetten tot actie. Brossers en grootouders voor het klimaat verenigen zich. Hun geluid zal aanzwellen tot een storm waar men niet meer omheen kan.


Gerelateerde artikels

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

De aanpassing van het leven op aarde aan veranderende omgevingen is mogelijk  door natuurlijke selectie op basis van individuele verschillen. Deze (genetische) diversiteit binnen soorten staat echter onder druk. Het blijkt dat we als mensen onze strategieën moeten aanpassen om deze verschillen te monitoren, en zo onze biologische hulpbronnen optimaal te beheren.  Als we willen blijven profiteren van de diensten van de natuur, kunnen we maar beter deze grondstoffen van natuurlijke evolutie in de gaten houden zodat soorten zich kunnen blijven aanpassen aan veranderingen in hun omgeving.