Overlevingskans verhogen? Ga weg van de evenaar

19 mei 2017 door SST

Waar het krioelt van het leven, daar is doorgaans het meest complexe voedselweb te vinden. Een grootschalig onderzoek naar rupsen en hun risico om opgegeten te worden, bevestigt dit.

Tropische gebieden zoals de regenwouden ter hoogte van de evenaar associëren we doorgaans meer met rijke biodiversiteit dan bijvoorbeeld de poolgebieden of moeilijk bereikbare berggebieden. Toch zijn er overal ter wereld prooien en roofdieren te vinden. Een international team van biologen heeft nu uitgezocht wat het verschil in breedtegraad en hoogte nu écht betekent, en wel binnen een en dezelfde diersoort.

De onderzoekers bekeken de overlevingskansen van een rupsensoort die op alle continenten voorkomt – uitgezonderd Antarctica. Met een soort van groene plasticine boetseerden ze neprupsen die ze vervolgens gingen uitzetten van het uiterste zuiden in Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en Australië over de gematigde zones en de evenaarsgebieden tot in het uiterste noorden van Canada, Rusland en Noorwegen. Uit hun observaties berekenden ze de kans dat de kleirupsen werden ‘opgegeten’ door een roofdier. De biologen maakten ook een onderscheid tussen lage vlakten en hoge berggebieden.

De resultaten leverden een consistent beeld op. Voor elke breedtegraad weg van de evenaar bleek de kans om een roofdier tegen te komen – gemeten tot 18 dagen – met 2,7 procent te dalen. Rupsen die ver van de evenaar leven zijn dus aanmerkelijk ‘veiliger’ dan hun soortgenoten in de tropische gordels van onze planeet. De biologen vonden ook dat voor elke extra honderd meter in de hoogte de kans om als prooi te eindigen daalde met liefst 6,6 procent.

Vermoedelijk is dit de verklaring waarom de voortplantingstijd bij de rupsen – en bij vele andere diersoorten trouwens – korter is aan de evenaar dan in de poolgebieden.