Wat gebeurt er met dieren die niet langer nodig zijn in kweekprogramma’s van dierentuinen? Sommige Europese zoos pleiten voor euthanasie als beheersmiddel, terwijl Zoo Antwerpen en Planckendael vasthouden aan een no-kill-beleid. Maar de druk om dat standpunt te herzien neemt toe. Onze journalist trok undercover naar de zoos.
Beeld: Een bonobo in Planckendael. Met meer dan twintig van de imposante mensapen in huis botst de zoo tegen zijn limiet.
Sinds de beruchte zaak-Marius, de giraf die in 2014 in Kopenhagen werd gedood, ligt het doden van gezonde dieren zwaar onder vuur. Zoo Antwerpen en Planckendael tekenden toen een charter dat euthanasie van gezonde dieren uitsluit. De Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen, de organisatie achter de Vlaamse dierentuinen, probeert overbodige dieren te verplaatsen naar andere zoos, te isoleren of uit te zetten in de natuur. De opties zijn beperkt: de verblijven raken vol, herplaatsingen zijn moeilijk en niet elk dier kan worden vrijgelaten in het wild. Bij de bonobo’s in Planckendael, waar met meer dan twintig mensapen de limiet bereikt is, krijgen alle vrouwtjes anticonceptie en onderging een mannetje een vasectomie. Binnen de Europese dierentuinvereniging EAZA groeit de roep om euthanasie opnieuw te overwegen.
Breed & feed
Critici stellen vraagtekens bij de legitimiteit van kweekprogramma’s. Slechts 61 procent van de gekweekte soorten is bedreigd, een op de vier programma’s focust zelfs op dieren die geen gevaar lopen. Ondertussen pleiten steeds meer Europese dierentuinen voor de breed & feed-methode, waarbij gezonde jonge dieren gedood en aan carnivoren gevoederd worden. De KMDA zou aan een ‘actualisering’ van haar beleid werken, tot grote ongerustheid van dierenrechtenorganisatie Gaia: ‘Een gebrek aan transparantie is geen goed teken’.
Meer weten over dit onderwerp? Het volledige artikel lees je in het nieuwste nummer van Eos Wetenschap, te bestellen op tijdschriftenwinkel.be