Uitheemse soorten zijn niet per definitie schadelijk

Niet-inheemse diersoorten hebben hun reputatie niet mee. Ze zouden niet passen in lokale ecosystemen of zelfs schadelijk zijn. Maar die aanname steunt niet op solide feiten. Hoe kunnen we de impact van die soorten dan wel evalueren?

Erick Lundgren, onderzoeker aan de Deense Aarhus Universiteit, vergeleek data uit 221 studies over het effect van niet-inheemse grote herbivore zoogdieren op ecosystemen. 'Het probleem ligt bij de vooringenomenheid tegenover niet-inheemse soorten. Men onderzoekt wel de impact van een uitheemse soort, maar laat na de vergelijking met inheemse tegenhangers te maken. Inheems of uitheems is daarom geen goede maatstaf is om de impact van grote plantenetende zoogdieren met elkaar te vergelijken. Het is beter om te kijken naar de lichaamsmassa en de voedingskeuzes van dieren. Die zeggen veel meer over het effect van een soort op de biodiversiteit.'

Aan de categorieën in- of uitheems kleeft een sterk waardeoordeel, aldus Lundgren. 'Uitheemse soorten kunnen maar weinig goeds doen. Hun impact wordt haast zonder nadenken als negatief bestempeld. Neem bijvoorbeeld wilde varkens. Mochten deze dieren inheems zijn, zou men ze als sleutelsoorten beschouwen, nu gelden ze als een probleem.'

Complex ecologisch effect

De discussie is van belang voor natuurbeheer. Grote planteneters gelden vaak als de sluitsteen bij plannen om ecosystemen te herstellen. Denk bijvoorbeeld aan de harige gallowayrunderen in de Vlaamse natuurgebieden. Lundgren pleit voor een pragmatische aanpak in de keuzes voor soorten. 'Vaak fixeert men zich op een specifieke soort om bepaalde ecologische effecten te verwezenlijken. Onze data laat zien dat de impact van deze soorten complexer is dan men vaak aanneemt, en dat men die onzekerheid ook best erkent.'

Puurheidsdenken legt het natuurbeheer onnodige beperkingen op, vertelt Lundgren. 'Neem bijvoorbeeld de controverse over de inzet van verwilderde paarden bij natuurherstel. Dat stuit op heel wat tegenstand, omdat ze volgens sommige niet puur genoeg zijn. Dat zuiverheidsdenken hindert natuurherstel, maar ook dierenwelzijn. Uiteindelijk draait het om waar we het meest belang aan hechten. Zien we soorten als een soort historisch artefact, of hechten we meer waardering aan het aanpassingsvermogen van dieren en aan hun welzijn?'