Bij de verkiezingen van 25 mei kiezen de Belgen voor de Kamer, maar niet meer voor de Senaat. Gevolg: extra winst voor de grote partijen en verlies voor de kleintjes. Dat blijkt uit een wiskundige simulatie in Eos.
Op de Kamerlijsten voor de verkiezingen van 25 mei staan voortaan ook de kopstukken die vroeger opkwamen voor de Senaat – een gevolg van de zesde staatshervorming. Dat heeft zijn weerslag op de zetelverdeling. Jonas De Vylder en Wouter Rogiest (Vakgroep Telecommunicatie en Informatieverwerkingen) van de Universiteit Gent voerden tienduizenden wiskundige simulaties uit in verschillende scenario’s. Daaruit blijkt dat grote partijen enkele zetels winnen in het nieuwe systeem. Die winst valt echter iets kleiner uit bij partijen die het moeten hebben van één stemmenkanon.
Per provincie is een vast aantal zetels voorzien, die verdeeld worden over de partijen. Het aantal stemmen voor een bepaalde partij binnen de provincie wordt omgezet in zetelaantallen volgens het systeem-D’Hondt. Dat vertoont bij de zetelverdeling een lichte voorkeur voor de grote partijen. Die bevoordeling is echter weinig uitgesproken zolang de zetels verdeeld worden over één Vlaamse kieskring, zoals bij de Senaat vroeger. Maar als die wordt opgesplitst in vijf kleinere kieskringen profiteert de grootste partij – als die tenminste vijf keer de grootste wordt – niet één maar vijf keer van het ‘D’Hondt-effect’. Ter illustratie: mochten we van één kieskring overgaan naar 87 minikieskringen, met elk precies één toe te kennen zetel, dan behaalt de grootste partij alle 87 zetels als ze in elke minikieskring de grootste blijft.
De Vylder en Rogiest bekeken een simulatie van alle kiezers in Vlaanderen, met enkele vereenvoudigde aannames: in elke provincie komen dezelfde vijf partijen op en voor elke kiezer bepaalt een computerprogramma de stem volgens een toevalsproces met stemkansen. Deze stemkansen zijn verschillend voor de vijf partijen (tussen 7% en 33%), maar zijn per partij wel in alle provincies gelijk.
Dit experiment herhaalden ze tienduizend keer voor één Vlaamse kieskring (zoals het vroeger voor de Senaat gebeurde) en voor de vijf provinciale kieskringen (zoals het voortaan gebeurt). Indien de kiezer voor dezelfde partij stemt als in een Vlaamse kieskring, verliest de kleinste partij nog steeds (7%) in alle experimenten een zetel aan de grootste (33%), en dit louter door de splitsing van de Vlaamse kieskring. In bijna alle experimenten blijft het aantal zetels voor de drie middelgrote partijen ongewijzigd. Als de stemkansen zich anders verhouden (tussen 10% en 30%), dan kan de grootste partij zelfs twee zetels winnen. Het D’Hondt-effect laat zich dus volop gelden: miljoenen kiezers stemmen precies hetzelfde, maar als de kieskringen worden opgesplitst, krijgt de grootste partij zetels cadeau.
De Vylder en Rogiest simuleerden daarnaast ook wat er gebeurt als kiezers hun stem op het laatste moment wijzigen. Een pak kiezers zal mogelijk pas in het stemhokje zien dat het kopstuk waarop ze willen stemmen, niet in hun provincie opkomt. Mogelijk gaan ze dan voor een ander kopstuk van een andere partij. Een nieuwe simulatie gaat daarom uit van het herbekijken van 20% van de stemmen, ongeacht de initiële partijvoorkeur. Als de stemkansen voor alle partijen gelijk zijn, dan verliest een partij met maar één stemmenkanon in meer dan de helft van de experimenten één à twee zetels. Partijen met een brede top (meerdere stemmentrekkers) winnen daarentegen zetels. Als de stemkansen voor alle partijen verschillen, dan wordt dit effect echter deels teniet gedaan door het D’Hondt-effect, en wint de grootste partij nog steeds zetels, zelfs als ze maar één stemmenkanon telt.
Conclusie: Als een partij erin slaagt in elke provincie de grootste te zijn, dan wordt die winst beloond met extra zetels. Heeft die partij meerdere kopstukken, dan wordt de zetelwinst nog groter. Is er maar één stemmenkanon, dan wordt de winst afgetopt.