Mentale problemen komen vaker voor in de stad. Dit zijn de oorzaken (en oplossingen)

Psychische problemen komen vaker voor in de stad door tal van factoren: economische ongelijkheid, eenzaamheid, luchtvervuiling, armoede. ‘Mogelijk bieden die factoren aanknopingspunten om de mentale klachten te behandelen en zelfs te voorkomen.’

Waarom kampen mensen in verstedelijkte gebieden vaker met angst, depressie en verslaving dan mensen die op het platteland wonen? Op die vraag probeert het Centre for Urban Mental Health van de Universiteit van Amsterdam een antwoord te formuleren. In The Lancet Psychiatry publiceren ze nu een van hun eerste bevindingen: een overzicht van alle factoren die mentale klachten in de stad kunnen uitlokken. Ze beschrijven ook hoe al die factoren elkaar weer kunnen beïnvloeden.

‘Door eerdere onderzoeken naar het onderwerp nogmaals te bekijken en data van de Verenigde Naties te analyseren hebben we bevestigd dat psychische problemen vaker voorkomen in de stad’, vertelt Junus van der Wal. Hij promoveert op het onderwerp en is eerste auteur van het recent verschenen onderzoek. ‘Vooral in landen met een hoog inkomen is de link aanwezig. In landen met een midden of laag inkomen niet altijd. Hoe dat precies komt, weten we nog niet, maar waarschijnlijk spelen specifieke zaken zoals de snelle verstedelijking en de aanwezigheid van sloppenwijken een rol daarin.’

Welke factoren spelen een rol in landen met een hoog inkomen?

‘We hebben alle factoren die meespelen onderverdeeld in zogenoemde metafactoren, stedelijke factoren, sociale factoren en individuele factoren. De metafactoren beïnvloeden de gehele stad, denk aan hoe groot de stad is en hoe snel het inwoneraantal groeit. Bij stedelijke factoren moet je denken aan de bebouwing, of de mate van luchtvervuiling en geluidsoverlast. Sociale factoren gaan onder meer over de mate van sociale cohesie en individuele factoren over hoe iedereen op zijn eigen manier omgaat met bijvoorbeeld stress of het verwerken van een traumatische gebeurtenis. Als een stad bijvoorbeeld heel snel groeit, wat we een metafactor noemen, beïnvloedt dat allerlei stedelijke factoren, een stad komt er anders uit te zien. Die groei heeft ook impact op sociale en individuele factoren, er kan bijvoorbeeld stress of onzekerheid en sociale ongelijkheid door ontstaan. Ook de stedelijke, sociale en individuele factoren kunnen elkaar weer beïnvloeden.’

Hoe werkt dat?

‘Chronische blootstelling aan luchtvervuiling, een stedelijke factor, kan bijvoorbeeld de hersenontwikkeling beïnvloeden. Dat is een individuele factor die iemand misschien wel kwetsbaarder kan maken voor het ontwikkelen van een depressie. Ook opgroeien in een omgeving met veel sociale ongelijkheid of criminaliteit beïnvloedt hoe jij denkt over de wereld en je eigen toekomst. Het verschilt trouwens per factor hoe lang het duurt voor je er last van hebt. Geluidsoverlast zorgt misschien direct voor een slechte nacht of stress, terwijl de effecten van luchtvervuiling op de hersenontwikkeling pas na meer blootstelling optreden.’

Jullie schrijven dat psychische klachten zichzelf soms via al die factoren kunnen versterken. Hoe zit dat?

‘Ja. Als er bijvoorbeeld in een wijk veel mensen kampen met een depressie of verslaving, verslechtert dat mogelijk de sociale cohesie. Of misschien zijn mensen minder geneigd hun tuin te onderhouden, dat straalt weer uit op de buurt, en versterkt mogelijk de depressieve gevoelens. De interactie tussen factoren uit de stad en psychische klachten werkt dus twee kanten op.’

Het aanleggen van een park kan op meerdere manieren beschermen tegen het ontwikkelen van mentale problemen.

Hoe kunnen we mentale klachten in de stad terugdringen?

Naar echte oplossingen doen we nu nog onderzoek, maar we weten al wel beter waar we kunnen beginnen. De samenhang tussen de sociale factoren, waaronder economische ongelijkheid, eenzaamheid en sociale ongelijkheid, en de psychische symptomen lijkt het sterkste te zijn. Daar zouden we als wetenschappers met beleidsmedewerkers en politici kunnen beginnen. Daarnaast hebben we gezien dat de aanwezigheid van groen mogelijk beschermend kan werken. Dat kan dan op meerdere manieren. Natuur ontspant, mogelijk gaan mensen meer sporten, ontmoeten ze elkaar vaker in het park, is er minder luchtvervuiling en geluidoverlast. Zo kan het aanleggen van een park op meerdere manieren beschermen tegen het ontwikkelen van mentale problemen. Al kunnen mensen zich ook juist onveilig voelen in een park. Je moet er dus bij de aanleg voor zorgen dat dat niet gebeurt.’