Waarom het jongste kind een lager IQ heeft

Enige kinderen zijn zielig, maar hebben wel meer kans om het tot Nobelprijswinnaar te schoppen. Tweede kinderen zijn emotioneel stabieler. Of toch niet? Lynn Berger duikt in het onderzoek naar broers en zussen.

Of er niet eentje dood mocht? Het oudste dochtertje van een vriend verwelkomde haar tweelingzusjes niet echt hartelijk. Toch bleef ze redelijk: één baby liquideren zou volstaan.

Over het krijgen van je eerste kind zijn bibliotheken volgeschreven. Wat er bij de komst van een tweede gebeurt, lijkt veel minder te boeien. Journalist Lynn Berger (De Correspondent) vond geen boek met antwoorden op de vragen die ze had bij de komst van haar tweede kind, en schreef er dan maar zelf één. Ze wisselt persoonlijke ervaringen af met inzichten uit de zogenoemde sibling science, de wetenschap van broertjes en zusjes.

Die wetenschap is relatief jong. Hoe en wanneer is ze ontstaan?

“Eind jaren 1970 begonnen ontwikkelingspsychologen te kijken naar de invloed van broers en zussen op elkaar. Daarvoor hadden Sigmund Freud en andere psycho-analytici er wel wat over gezegd, maar die waren toch vooral geïnteresseerd in de moeder. Pas later kwamen vaders in beeld, en nog later de andere gezinsleden.”

Lynn Berger.

Heeft je duik in de wetenschap je vaak verrast of vooral bevestigd wat je al aanvoelde?

“De wetenschap heeft geregeld bevestigd wat ik dacht, maar net zo vaak een aantal van mijn ideeën onderuitgehaald. Zo was ik ervan overtuigd dat je plaats in het gezin een impact heeft op je persoonlijkheid. Dat idee kadert in een lange traditie. Francis Galton, een verre neef van Charles Darwin, merkte al in 1874 op dat eerstgeborenen oververtegenwoordigd waren onder vooraanstaande wetenschappers. Later onderzoek toonde hetzelfde aan voor Nobelprijswinnaars en klassieke componisten. Volgens Alfred Adler, een volgeling van Freud, ontwikkelt de eerstgeborene een groter verantwoordelijkheidsgevoel, maar ook meer neurosen. De jongere kinderen in het gezin zouden wat emotioneel stabieler, creatiever, rebelser en sociaal vaardiger zijn. Die theorieën zijn een soort algemene waarheden geworden, maar de meest recente en betrouwbare wetenschappelijke studies vinden helemaal geen bewijs voor zo’n effect van de geboortevolgorde op je persoonlijkheid.”

Maar helemaal onzinnig is het idee niet.

“Nee, je plek in het gezin heeft wel degelijk een effect op je ontwikkeling, maar vooral op andere terreinen dan de persoonlijkheid. Zo lopen eerstgeborenen een iets hoger risico op allergieën, astma en eczeem. Vermoedelijk hebben de ziektekiemen en het vuil die het eerste kind in huis brengt een beschermend effect op jongere broertjes en zusjes.”

“Het IQ van eerstgeborenen is gemiddeld ook drie punten hoger dan dat van jongere kinderen. Nu is dat een verschil van niks: het zegt enkel iets over je score op een IQ-test en je merkt er verder niets van. Maar het is toch interessant omdat het iets zegt over hoe ouders hun kinderen anders opvoeden.”

Hoezo?

“Er is een aantal mogelijke verklaringen. Het eerste kind heeft de eerste jaren van zijn leven de onverdeelde aandacht van zijn ouders. Nummer twee moet die aandacht delen en heeft ook veel contact met zijn oudere broer of zus, die net wat minder cognitief stimulerend is dan een volwassene. Ouders nemen bij een tweede kind minder tijd voor zaken zoals voorlezen en oefenen met kleuren en vormpjes. Dat blijkt onder meer uit een grote Amerikaanse studie. Als het gaat om emotionele ontwikkeling, zijn ouders bij alle kinderen even toegewijd. Maar dat geldt niet voor de cognitieve ontwikkeling.”

‘Je eerste kind neem je voor jezelf, je tweede neem je voor de eerste’, hoor je wel eens. Terecht?

“Nee. Enige kinderen zouden egocentrischer zijn, en minder sociaal vaardig. Het zou dus zielig zijn als je je kind een broertje of zusje ontzegt. Wetenschappers vinden die verschillen niet. Wellicht is de mythe dat enige kinderen anders zijn historisch te verklaren. Ze zijn altijd de uitzondering geweest, en we zijn de norm gaan gelijkstellen met het goede. Opgroeien met een broer of zus heeft natuurlijk wel een invloed op je ontwikkeling, maar die kan zowel positief als negatief zijn.”

Kan de wetenschap niet beslechten wie het beste af is?

“Nee. Daarvoor zijn de gevonden effecten te klein. Het zijn bovendien geen wetten van Meden en Perzen. Opgroeien met een broer of zus stimuleert bepaalde vaardigheden. Maar de aandacht van je ouders niet te hoeven delen heeft ook voordelen.”

Kan je als ouder iets doen om een positieve band tussen je kinderen te stimuleren?

“Ja. Probeer je kinderen niet met elkaar te vergelijken of één kind voor te trekken. Dat is nadelig voor beide kinderen en vergroot de rivaliteit. Er wordt ook wel eens beweerd dat je als ouder niet te veel moet ingrijpen als je kinderen ruziën. Ruzie zou een schreeuw om aandacht zijn die je beter negeert. Dat klopt niet. Vaak heeft het niets met aandacht te maken. Kleinere kinderen beschikken bovendien niet over de vaardigheden om ruzies op te lossen. Daar kan je als ouder bij helpen door het voorbeeld te geven en een oplossing te zoeken.”

“Opvallend: kinderen van moeders die zelf een slechte band hadden met hun broer of zus, gaan vaak beter met elkaar om. Wellicht omdat die moeders actiever hun best doen om die warme band tussen hun kinderen wél te stimuleren.”

Heb je als ouder iets aan al die wetenschap?

“Ik vind het nuttig om alert te zijn voor bepaalde tendensen. Als je weet dat ouders hun jongere kinderen in de regel wat minder stimuleren, kan je dat proberen te vermijden. Je wordt je ook bewust van de impact die je verwachtingen hebben op je kinderen. Toen ontwikkelingspsychologen aan ruim 380 gezinnen vroegen welk kind beter was op school, was het antwoord meestal ‘de oudste’. Ook als dat uit rapportcijfers helemaal niet bleek. Toen ze de gezinnen later opnieuw opzochten, bleken de oudste kinderen er meer op vooruit te zijn gegaan, een mooi voorbeeld van het Pygmalion-effect (waarbij verwachtingen prestaties sturen, red.).”

“Tegelijk is de beperking van de wetenschap mij duidelijk geworden. Je kan nog zoveel weten over gemiddeldes en kansen, dat zegt weinig over hoe het in jouw persoonlijke situatie uitpakt.”

Had je sommige dingen anders aangepakt als je vroeger had geweten wat je nu weet?

Lynn Berger, De Tweede. Over het zijn en krijgen van een tweede kind, Uitg. De Correspondent, € 12,50.

“Ik maakte mij zoals veel mensen veel zorgen over de reactie van ons eerste kind, dat wellicht ontzettend jaloers zou worden en zich ‘onttroond’ zou voelen. Stel je voor dat je partner thuiskomt met een andere vrouw, zei een vriendin. ‘Dit is Mariska, die komt hier wonen en gaat jouw kleren dragen, maar ik hou nog net zoveel van jou. Dat zou je toch nooit geloven?’ Inmiddels weet ik dat de komst van een broertje of zusje niet traumatisch is. Het was fijn geweest als ik dat eerder had begrepen. Ik zou mij dan veel minder druk hebben gemaakt.”