Psyche & Brein

Zeven beweringen over homeopathie ontkracht

Steeds minder mensen gaan naar de homeopaat, blijkt uit een recent rapport van Sciensano. Hoewel wetenschappelijk is aangetoond dat homeopathie niet meer is dan een placebo – het is geen werkzaam medicijn – blijft een steeds kleiner wordende groep voorstanders toch het tegendeel beweren. Een kritische blik op hun argumenten.

Dit artikel verscheen juni 2019 in Psyche&Brein.

Veel mensen zweren bij de geneeskracht van homeopathie. Ook officieel lijkt het alsof deze alternatieve geneeswijze erkend wordt. Hoewel het grootste Belgische ziekenfonds de terugbetaling intussen heeft stopgezet, zijn er in België en Nederland heel wat zorgverzekeraars die homeopathische middelen (gedeeltelijk) vergoeden. Achter dit succesverhaal gaat een verkeerde logica met systematische denkfouten schuil, gebaseerd op het soort gebrekkige redeneringen dat we allemaal wel eens maken. In het geval van homeopathie blijven de schijnargumenten hardnekkig overeind, wellicht omdat het imago van een zachte, natuurlijke genezing aantrekkelijk klinkt en veel mensen al te graag in zulke beloftes geloven. We  ontkrachten de argumenten die aanhangers het vaakst aanhalen.

1. Ik ben genezen, dus dan werkt het toch?

Er zijn twee grote problemen met homeopathie. Om te beginnen heeft onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat homeopathische korrels en druppels geen enkele werking als geneesmiddel hebben. Dat blijkt zowel uit studies met een uitstekende methodologie als uit meta-analyses, die conclusies trekken uit alle goede studies die eerder zijn gebeurd. Daarnaast is ook het homeopathische uitgangspunt weinig plausibel. De middelen in kwestie bevatten meestal niet eens werkzame stoffen.

De principes van de homeopathie

Homeopathie is gebaseerd op de opvattingen van de Duitse arts Samuel Hahnemann (1755-1843). In essentie zijn er twee principes. Volgens het gelijksoortigheidsbeginsel wordt een kwaal behandeld met een middel dat bij gezonde mensen dezelfde symptomen uitlokt waarvan je een patiënt juist wil genezen. Zo worden brandnetels gebruikt als basis voor een middel tegen jeuk. 

Het principe van de potentiëring bepaalt dat de stof in een dragersubstantie moet verdund worden door te schudden. Dat gebeurt meestal in stappen van 1:10 (D-potenties) of 1:100 (C-potenties), wat de werking zou verhogen. De meeste middelen die homeopaten als zeer effectief beschouwen worden echter zo sterk verdund dat het eindpreparaat geen enkele molecule meer bevat van de stof. Homeopaten gaan er echter van uit dat er een 'energie' of 'informatie' van de stof overblijft. Daar bestaat geen enkel wetenschappelijk bewijs voor.

Toch geloven veel mensen in homeopathie, met het argument dat het bij hen goed werkt. Psychologisch klinkt dit anekdotische bewijs overtuigend en lijkt het niet per se onverstandig. Toch zijn persoonlijke ervaringen zelden goede raadgevers. Het menselijk lichaam is complex, en of je geneest kan van heel veel factoren afhangen. Als je een middeltje inneemt en je beter voelt, weet je ten slotte niet wat er gebeurd zou zijn zonder pilletje.

Daarnaast kleuren onbewuste psychologische effecten je ervaringen. Een belangrijk mechanisme is de confirmation bias: zodra je een bepaalde mening hebt, vind je overal bewijzen die die mening bevestigen. 

Verwacht je dat een pil zal helpen, dan voel je je alleen daardoor al wat beter

In een klassiek experiment demonstreerde sociaal psycholoog Harold Kelley (1921-2003) hoe zulke meningen de waarneming beïnvloeden. Hij vroeg twee groepen studenten om een tijdelijke docent te beoordelen. Eerst kregen beide groepen een beschrijving van de lesgever: aan de eerste groep werd die als hartelijk voorgesteld, terwijl aan de tweede groep een afstandelijk beeld werd geschetst. Hoewel beide groepen daarna hetzelfde college bijwoonden, beoordeelde de eerste groep de docent positiever dan de tweede groep.

Iets soortgelijks kan ook bij een medische behandeling gebeuren. Verwacht je dat een pil zal helpen, dan voel je je alleen daardoor al wat beter. Positieve verwachtingen kunnen er ook toe leiden dat je makkelijker bewijzen voor de werking van het middel vindt. Vage voorspellingen werken dat in de hand. Sommige homeopaten voorzien zelfs alle mogelijke behandelingsresultaten: 'Ofwel slaat het middel aan, ofwel duurt het een tijd voor er beterschap optreedt. Het zou ook kunnen dat je je eerst even slechter voelt en dat je toestand pas daarna verbetert. Maar als er na een tijd niets gebeurt, wil dat zeggen dat het middel bij jou niet aanslaat. Dan moeten we dit opnieuw bekijken.' Op die manier zijn alle opties gedekt. Het scenario dat zich uiteindelijk zal doorzetten, kan een patiënt dan als bevestiging zien. 

In medische kwesties moet je persoonlijke ervaringen dus met een flinke dosis scepsis bekijken. Alleen systematische wetenschappelijk studies kunnen genoeg klaarheid scheppen over een medische behandeling.

Zo verlopen klinische trials

Bij een klinische studie worden minstens twee groepen samengesteld, die in elk opzicht een zo gelijk mogelijke behandeling krijgen. Er is maar één verschil: de testgroep krijgt een middel met een werkzame stof; de controlegroep krijgt een neppil. Zo'n placebo kan ervoor zorgen dat patiënten zich beter voelen, enkel door hun positieve verwachtingen. 

Bij dubbelblindstudies weten noch de patiënt noch de onderzoekers wie in welke groep zit. Op die manier wordt uitgesloten dat het placebo-effect, dat dus in beide groepen kan optreden, verward wordt met het effect van het medicijn. 

Daarnaast werken onderzoekers met grote groepen toevallig geselecteerde proefpersonen, omdat er veel parameters zijn die het ziekteverloop kunnen beïnvloeden. Op die manier worden individuele variaties uitgevlakt en raakt het resultaat niet vertekend. Deze methode wordt randomisering genoemd. Op het einde van de rit kan, met een zekere foutmarge, vastgesteld worden of het geteste middel werkt of niet.

2. Uit studies blijkt dat homeopathie werkt

Homeopaten zeggen vaak dat er wél onderzoeken bestaan die op een effect wijzen. Dat klopt ook. Maar daaruit kun je niet concluderen dat de werking bewezen is. 

Daar zijn veel redenen voor. Zo bestaat er bij elk onderzoek een zekere kans of ‘waarschijnlijkheid’ op een afwijkende uitkomst (p-waarde). Normaal wordt een studie pas als statistisch significant beschouwd als die p-waarde bij vijf procent of lager ligt. Ligt ze hoger, dan is de kans te groot dat het om toeval gaat. 

Te groot. Dat houdt in dat ook bij een p-waarde van vijf procent of minder de kans nog steeds bestaat dat het resultaat op toeval berust. Al is die kans dan wel extreem klein. 

Vergelijk het met een worp met twee dobbelstenen en de kans om in één worp een 1 en een 2 te gooien. Die is extreem klein. Maar hoe vaker je gooit, hoe groter ze wordt. Gooi je dertien keer met twee dobbelstenen, dan ligt de kans dat er één ‘juiste’ worp tussen zit, al op vijftig procent. 

De kans dat een positief onderzoeksresultaat gepubliceerd raakt in een vakblad ligt dubbel zo hoog als voor een negatief resultaat

Net zo bij het testen van een medicijn. Doe veertien studies, en de kans is al groter dan vijftig procent dat een van die studies een effect vindt, terwijl dat er helemaal niet is (zoals uit de overige dertien studies gewoonlijk blijkt). Er zijn inmiddels meer dan honderd studies naar homeopathie gebeurd. Dat kan verklaren waarom enkele van die studies positieve resultaten vinden, ook al werkt het geteste middel niet. 

Toch bestaan er meer studies die in het voordeel van homeopathie uitvallen dan je op basis van deze foutenmarge zou verwachten. Sommige van die onderzoeken zijn slecht uitgevoerd. Meta-analyses en systematische overzichtswerken die zulke gebrekkige onderzoeken meenemen, tonen aan dat je hieruit geen betrouwbare conclusies kunt trekken. Reviews die een actuele stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek geven en enkel rekening houden met degelijke studies, komen zelfs ondubbelzinnig tot de slotsom dat homeopathie geen effect heeft als geneesmiddel. 

Daarbij komt nog een tweede kwestie: de kans dat een positief onderzoeksresultaat gepubliceerd raakt in een vakblad ligt dubbel zo hoog als voor een negatief resultaat. Dat is een algemeen probleem in de medische wereld en geldt dus niet enkel voor homeopathie. Het staat bekend als publication bias. Al deze elementen bij elkaar wijzen dus uit dat de werking van homeopathische middelen heel waarschijnlijk alleen berust op het placebo-effect.

3. Baby’s en dieren genezen, ook al weten ze niet wat ze slikken

Baby’s en dieren kunnen niet bewust verwachten dat een homeopathisch middel helpt. Toch genezen ook zij soms. Hier kan het placebo-effect dat toch niet verklaren?

Toch wel. Verwachten dat er beterschap optreedt, blijkt niet eens een voorwaarde te zijn voor het placebo-effect. Een onderzoek van Ted Kaptchuk (Harvard University, VS) wees uit dat placebo's zelfs werken als patiënten weten dat het om een neppil gaat. Bij kinderen en dieren komt daar nog een ander mechanisme bij: placebo by proxy. Het gunstige effect wordt eigenlijk doorgegeven via iemand anders, die er hard op rekent dat het werkt. In dit geval zullen ouders of diereneigenaars zich meestal optimistischer en meer ontspannen gedragen als ze geloven dat hun patiënt binnenkort zal opknappen. Dat kan het verloop van een ziekte gunstig beïnvloeden. Er is intussen voldoende wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van dit placebo-effect via mensen in de onmiddellijke omgeving. 

Daarnaast letten wij nauwgezet op elk teken van verbetering, wanneer we dat verwachten. In de psychologie bestaat er een soortgelijk fenomeen, bekend als het Rosenthal-effect. In 1963 zette de Amerikaanse psycholoog Robert Rosenthal het volgende experiment op: hij vroeg enkele proefpersonen om ratten door een labyrint te sturen en te noteren hoe goed de dieren het deden. Er waren twee groepen: ratten die als buitengewoon slim werden bestempeld en beesten met het etiket ‘opvallend dom’. Wie met de zogezegd slimmere knaagdieren had gewerkt, bleek hun prestaties in het experiment veel milder te beoordelen. Sindsdien weten we dat de verwachtingen van de observator de behandelingseffecten kunnen beïnvloeden.

4. Een klassieke studie kan geen uitspraken doen over een individuele behandeling

Sommige voorstanders stellen dat homeopaten vooral voor elke individuele patiënt het meest geschikte middel proberen te vinden. Twee hoofdpijnlijders krijgen dus niet per se dezelfde remedie. Vandaar dat homeopathie in essentie niet getoetst kan worden in een klassieke klinische studie, klinkt het.

Ook dit argument is op een denkfout gebaseerd. Want natuurlijk kun je wél testen of een individueel voorgeschreven preparaat een effect heeft. Je hoeft daarvoor alleen maar de overeenkomstige test- en controlegroepen samen te stellen. Eén groep krijgt het middel dat een homeopaat individueel voorschrijft, en dat kunnen allemaal verschillende homeopathische middelen zijn. De anderen krijgen een placebo. Daarna worden de resultaten, zoals bij elk ander onderzoek, geëvalueerd. Dat is al herhaaldelijk gebeurd, maar ook via deze weg zijn er geen overtuigende bewijzen voor de geneeskrachtige werking van homeopathie gevonden.

5. We zouden beter even kritisch zijn voor de klassieke geneeskunde als voor homeopathie

In de populaire pers duikt de volgende redenering aan het adres van de klassieke geneeskunde wel vaker op: 'Dat je iets niet kunt verklaren of bewijzen met de huidige onderzoeksmethodes betekent daarom nog niet dat dit niet bestaat. Bovendien zouden we even kritisch mogen zijn voor de klassieke geneeskunde als sceptici voor homeopathie.' Dit argument schuift de bewijslast door naar de twijfelaars. Dat lijkt op het eerste gezicht steek te houden, want waarom zou de homeopathie zich voortdurend moeten verantwoorden? Zou het niet fair zijn als we dat eens omdraaien? 

Voorzichtigheid is op zijn plaats, want de meeste hypothesen die je kunt bedenken zijn fout. Ook de kerstman of de tandenfee bestaan niet, hoewel niemand ooit heeft aangetoond dat zij niét existeren. Daarom moet dus altijd degene die iets beweert zich verantwoorden, en niet degene die aan een bewering twijfelt.

Hoe oud een behandelingsmethode is, is geen graadmeter voor de werking

De Brits-Amerikaanse schrijver-journalist Christopher Hitchens vatte dit ooit treffend samen met deze uitspraak: 'Wat zonder bewijs beweerd kan worden, kan ook zonder bewijs verworpen worden.' Dat geldt nog meer als de twijfelachtige bewering van meet af aan niet erg plausibel is. Dat is bij homeopathie het geval. Zij beweert immers dat iets werkt zonder werkzame stof. Die stelling valt niet te rijmen met de bewezen kennis. Bovendien spreekt ze onze dagelijkse ervaring met de werking van verdunde stoffen tegen. Als je bijvoorbeeld minder gemalen koffie gebruikt, verwacht je waarschijnlijk ook niet dat de koffie die je daarmee zet sterker wordt, zelfs niet als je krachtig schudt. Uiteraard is het mogelijk dat dat bij homeopathie anders is, dat zou zelfs bijzonder vermeldenswaardig zijn. Maar wie dat beweert, moet dus wél met overtuigende bewijzen komen.

6. Er is meer tussen hemel en aarde dan wij vermoeden

Wie het gebrek aan wetenschappelijk bewijs of plausibiliteit aanhaalt, krijgt vroeg of laat dit beroemde citaat uit Hamlet voorgeschoteld. Het is inderdaad goed mogelijk dat we bepaalde feiten en verschijnselen nog niet - of misschien zelfs nooit - met wetenschappelijke methoden kunnen doorgronden. Zo is het denkbaar dat er ergens in het universum intelligent leven is. Toch bestaat er geen enkele garantie dat we dat ooit met onze huidige en toekomstige wetenschappelijke methoden zullen te weten komen. De vermeende werking van homeopathie valt daar echter buiten. Als homeopathie zou werken, zouden we dat intussen wel weten. Per slot van rekening formuleert de homeopathie ook hypothesen en die we zonder problemen kunnen toetsen.

Waarschijnlijk berust deze opvatting op een onderliggende verwarring. Dat wordt duidelijker als we twee vragen afzonderlijk bekijken: of homeopathie werkt en hoe homeopathie werkt. Op de eerste vraag geven klinische studies een vrij eenvoudig antwoord. De tweede vraag moet dan eigenlijk niet eens meer gesteld worden. Het zou immers absurd zijn om te vragen hoe een methode werkt, als er geen redelijke aanwijzingen zijn dàt ze werkt.

7. Homeopathie is een natuurlijk middel dat al tweehonderd jaar wordt gebruikt

Voorstanders halen graag zaken aan die in se niets te maken hebben met het effect van een middel, zoals: ‘Als homeopathie niet werkt, hoe komt het dan dat zoveel mensen erin geloven?’. Of ‘Hoe zou het anders kunnen dat homeopathie al tweehonderd jaar wordt beoefend?’ 

Maar het is niet omdat veel mensen iets aannemelijk vinden, dat het ook klopt. Anders hadden we geen wetenschappelijk onderzoek meer nodig en zouden we gewoon kunnen stemmen over de doeltreffendheid van een medische behandeling. Hoe oud een behandelingsmethode is, is evenmin een graadmeter voor de werking. Anders zouden we vandaag nog courante praktijken als aderlating beoefenen - dat is tenslotte ook eeuwenlang in zwang geweest is. 

'Natuurlijkheid’ zegt helemaal niets over de doeltreffendheid of de veiligheid

Deze twee argumenten gaan uit van typische denkfouten. Het eerste wordt argumentum ad populum (populistische drogreden) genoemd, het tweede argumentum ad antiquitatem (beroep op traditie). 

Nog een derde afleidingstactiek is het argumentum ad naturam (beroep op de natuur). Homeopathie is een natuurlijke behandelingsmethode. Maar ‘natuurlijkheid’ zegt helemaal niets over de doeltreffendheid of de veiligheid. Planten, zoals wolfskers (belladonna), kunnen uiterst giftig zijn. Gelukkig maar dat er in homeopathische verdunningen niets meer van terug te vinden is. 

Nog een ander populair afleidingsmaneuver bestaat eruit om kritiek te spuien op de farmalobby. 'De farma-industrie wil ons allemaal vergiftigen, maar heeft tenminste de homeopathie niet in handen.’ Om te beginnen vertrekt dit argument vanuit een verkeerde veronderstelling. Want uiteraard worden ook homeopathische middelen gemaakt door bedrijven die hun producten aan de man willen brengen. Maar zelfs als je deze premisse accepteert en ervan overtuigd bent dat de farma-industrie en homeopathie niets met elkaar gemeen hebben, is dat nog lang geen argument voor de werkzaamheid. De Britse arts en wetenschapsjournalist Ben Goldacre heeft dat ooit heel toepasselijk als volgt gesteld: “Het is niet omdat er soms problemen met vliegtuigen zijn dat vliegende tapijten bestaan. Net zomin zeggen de zonden van de farma-industrie iets over de werking van homeopathie.”