Fossiele maaginhoud toont evolutie spitssnuitdolfijnen

10 september 2015 door Eos-redactie

Paleontoloog Olivier Lambert van het KBIN kon uit de fossiele maaginhoud van een spitssnuitdolfijnen diens evolutie achterhalen.

Spitssnuitdolfijnen duiken tot drieduizend meter diep, maar dat is niet altijd zo geweest. Een internationaal team van paleontologen, waaronder Olivier Lambert van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), besluit uit een negen miljoen jaar oud fossiel dat sommige leden van deze walvisfamilie toen dichtbij het wateroppervlak leefden.

De huidige spitssnuitdolfijnen gaat tot drieduizend meter diep op zoek naar inktvissen en vissen, die ze met hun sonar opsporen. Ze hebben heel weinig tanden en zuigen hun prooi naar binnen. Fossielen gaven al aan dat deze dieren lang geleden wél een stevig gebit hadden en hun prooien met de kaken beetnamen, maar over hun dieet ontbrak tot nu toe elk direct bewijs.

Een internationaal team, met daarbij ook paleontoloog Olivier Lambert van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), groef in 2014 in de Pisco-Ica-woestijn in het zuiden van Peru het skelet op van een uitgestorven spitssnuitdolfijn (Messapicetus gregarius) met zijn gefossiliseerde maaltijd. Zo’n vondst is zeldzaam (het is de eerste fossiele maaginhoud van een tandwalvis tot nu toe).

De tientallen vissen die ter hoogte van de buik en de bek lagen, blijken nauwe verwanten van de sardine Sardinops sagax, die vandaag in de ondiepe kustwateren van de Grote Oceaan leeft. ‘Sardines zwemmen in grote scholen dicht bij het wateroppervlak, dus bepaalde spitssnuitdolfijnen foerageerden negen miljoen jaar geleden, tijdens het laat-mioceen, niet op grote diepte, maar bezetten een ecologische niche bovenin de oceaan’, zegt Olivier Lambert (KBIN).

‘Andere spitssnuitdolfijnen zijn hun voedsel steeds dieper gaan zoeken en hebben zich gespecialiseerd in de zuigtechniek. Het uitsterven van oppervlakteschuimers zoals Messapicetus gregarius valt mogelijk ook samen met de opkomst en de opmerkelijke diversificatie van echte dolfijnen. Sommige leven bovendien nog altijd langs de Peruviaanse kust en voeden er zich ook met sardines.’ 

De studie, in samenwerking met Italiaanse, Nederlandse, Franse en Peruviaanse wetenschappers, is gepubliceerd in het vakblad Proceedings of the Royal Society, B.