Ademtest voor kanker

30 januari 2017 door EV

Vijf chemische stoffen in uitgeademde lucht wijzen op maag- en slokdarmkanker.

Jaarlijks krijgen 1,4 miljoen mensen te horen dat ze maag- of slokdarmkanker hebben. Meestal is de ziekte dan al zo ver gevorderd, dat de vijfjaarsoverleving maar 15 procent bedraagt.

Waarom de diagnose zo lang op zich laat wachten, komt vooral omdat de symptomen die op deze kankers wijzen ook aan andere oorzaken kunnen liggen. Bovendien is het inbrengen van een buis voor onderzoek (endoscopie) de enige manier om de kankers op te sporen. Dat is duur en leidt vaak tot complicaties.Uit eerder onderzoek was al gebleken dat de concentraties van vijf chemische stoffen - boterzuur, valeriaanzuur, capronzuur, butanal en decanal - in uitgeademde lucht verschilt tussen mensen met maag- of slokdarmkanker en mensen met andere klachten van de bovenste spijsverteringswegen. Het was wachten op een diagnostische test die deze stoffen kon opsporen.

Neemt de huisarts binnenkort een ademtest af om kanker vroeg op te sporen?

Die lijkt er nu aan te komen. Onderzoekers analyseerden ademstalen van 335 mensen die in verschillende ziekenhuizen in Londen endoscopisch waren onderzocht op een van beide kankers. Bij 163 van hen was de diagnose maag- of slokdarmkanker gesteld, bij de rest niet. De onderzoekers zochten in hun ademstalen naar de vijf chemische stoffen. Uit de resultaten bleek dat de test mensen met kanker in 80 procent van de gevallen correct aanwees en mensen zonder kanker herkende in 81 procent van de gevallen.

De onderzoekers gaan de komende drie jaar een grotere groep patiënten aan de test onderwerpen om hem te valideren. Bovendien willen ze de ademtest ook uitvoeren bij patiënten die een endoscopie ondergaan voor maag- en darmklachten maar geen kankerdiagnose krijgen. Ze doen dit om te achterhalen of de test ook kanker kan opsporen in een groep waarin de meerderheid wellicht geen kanker heeft.

Blijkt de test bruikbaar, dan kunnen huisartsen hem gebruiken om beide kankers vroeger op te sporen en de overlevingskansen van patiënten drastisch te verhogen.