Nu in Eos

Kleuren zien is complexer dan je zou denken

Het brein registreert en verwerkt niet louter de kleuren die via het oog binnenkomen, maar maakt permanent voorspellingen van hoe de omgeving eruit zou moeten zien.

‘Zeg eens, welke kleur is dit?’ Meestal gaat de vraag gepaard met een vinger die naar een voorwerp in een duidelijke hoofdkleur wijst. Ik kreeg hem al uitentreuren voorgeschoteld. Ik ga namelijk door het leven als kleurenblinde, terwijl ik net als ongeveer 10 procent van de mannen en 1 procent van de vrouwen bepaalde kleuren minder goed waarneem.

Voor wie in zijn jeugdjaren de kleurentest met de bolletjes tot een goed einde bracht, blijven mensen met daltonisme vaak een curiosum. Telkens leg ik uit dat het om schakeringen gaat en niet over totale kleurenblindheid, dat niemand echt ooit hetzelfde ziet, en dat het in het dagelijkse leven wel meevalt. Als je abstractie maakt van vloekende combinaties en de gerateerde ­carrière als piloot of treinbestuurder.

In de nieuwe Eos legt cognitief psycholoog Durk Talsma uit dat de meeste mensen wel dezelfde kleuren ervaren, maar dat ze dat niet exact kunnen meten. Kleuren zien is trouwens complexer dan je zou denken. Het brein registreert en verwerkt niet louter de kleuren die via het oog binnenkomen, maar maakt permanent voorspellingen van hoe de omgeving eruit zou moeten zien. Onze zintuigen zijn vooral in de weer om die predicties te corrigeren.

Daarnaast heeft ons brein last met ongewone combinaties, omdat bepaalde voorwerpen onlosmakelijk met een bepaalde kleur verbonden zijn. We hangen zo vast aan het idee dat bananen geel moeten zijn, dat proefpersonen ze op zwart-witfoto’s blauw – de opponente kleur – inkleuren.

Bijziendheid wordt weleens de ziekte van de 21ste eeuw genoemd

Kleurenblindheid is een afwijking, maar er zijn ook mensen die meer kleuren zien dan doorsnee, of toch fijner tinten kunnen waarnemen. Of hun dat voordelen oplevert en een evolutionaire opstap kan zijn naar een toekomstige generatie die meer kleuren kan waarnemen, is hoogst onzeker. We maken ons beter zorgen over afnemende visuele capaciteiten.

Bijziendheid wordt weleens de ziekte van de 21ste eeuw genoemd. Het heeft voornamelijk te maken met het toenemend schermgebruik bij jongeren. Maar ook bij oudere generaties gaat het gezichtsvermogen achteruit. Uit een recent Brits onderzoek bij meer dan honderdduizend mensen tussen 40 en 69 jaar blijkt dat de jongste leeftijdsgroepen meer bijziendheid vertonen. De oorzaken zijn meervoudig en hebben te maken met een veranderende levensstijl. Zo steeg het algemene opleidingsniveau, en langer studeren betekent meer en langer met de neus in de boeken of voor het scherm.

We zijn sterk gefocust op wat we zien, en geven onze andere zintuigen minder de vrije baan. Ook in de natuur, waar de sensibele prikkels van overal komen. Dat ervoer onze redacteur Kim aan den lijve, toen hij op de Kalmthoutse Heide met een aangepaste bril een belevingspad voor slechtzienden volgde. ‘Het is een misverstand dat blinden beter horen of ruiken’, zegt gids Eddy. ‘Ik gebruik mijn andere zintuigen gewoon beter.’

Een pleidooi om meer te genieten, met ál je zinnen.

Eos-redacteur Kim volgt met een aangepaste bril een belevingspad op de Kalmthoutse Heide. Foto: Marco Goole.