Column

Scepsis over screening

Zouden rokers en ex-rokers werkelijk gebaat zijn bij een terugkerende longkankerscreening?

Stel, je bent een man of vrouw van middelbare leeftijd en verknocht aan je sigaret. Je beseft dat je een reëel risico loopt op longkanker, een ziekte die in 70 procent van de gevallen te laat gediagnosticeerd wordt. Door jaarlijks een scan te laten nemen, zou je meer kans hebben dat je dokter een longkanker tijdig herkent. Je komt er dan met de schrik – en met de nodige kankerbehandelingen – vanaf. Na een negatieve scan kun je weer rustig een sigaretje opsteken … tot de volgende screening.

Wetenschappers namen de mogelijkheid van longkankerscreening onder de loep in het Nederlands-Leuvens Longkanker Screening Onderzoek (NELSON). De studie startte in 2000, en twintig jaar later werden de resultaten gepubliceerd in het vakblad New England Journal of Medicine. In het onderzoek, waarin het Erasmus MC Rotterdam de leiding had, werden gedurende tien jaar bijna zestienduizend rokers en ex-rokers tussen de 50 en 74 jaar opgevolgd. De ene helft van de proefpersonen werd drie tot vier keer gescreend door middel van een lagedosis-CT-scan van de borstkas. De andere helft werd niet gescreend. 

In de gescreende groep lag het risico op overlijden door longkanker aan het eind van de studie gemiddeld 25 procent lager dan dat van de niet-gescreende groep. De auteurs stelden daarom voor een screeningsprogramma te organiseren voor rokers en ex-rokers. Zover zijn we nog niet, want de resultaten van de studie werden niet overal op gejuich onthaald. Er kwam kritiek op de methodologie en op mogelijke belangenconflicten. 

De NELSON-studie is niet de eerste waarin wetenschappers de mogelijkheden van longkankerscreening bij rokers aftasten. In de Verenigde Staten heeft de National Lung Screening Trial zelfs al geleid tot een aanbeveling voor longkankerscreening. Het gaat om een jaarlijkse CT-scan bij volwassenen tussen de 55 en 80 jaar met een voorgeschiedenis van minstens dertig zogeheten pakjaren. Een pakjaar komt overeen met een pakje sigaretten per dag gedurende een jaar. De scan wordt aangeraden voor individuen die nog steeds roken of die minder dan vijftien jaar gestopt zijn. 

Rokers en ex-rokers wier longen gescreend werden, leefden niet langer dan de controlegroep

De voordelen worden amper betwist. Dankzij screening worden meer longkankers, bij benadering 60 procent, in een vroeg stadium ontdekt. Daardoor neemt het risico op longkankersterfte af. Toch raken de gemoederen verhit, want de vroegtijdige opsporingsmethode zou ook nadelen hebben. De CT-scans leiden tot veel valspositieve resultaten. Bij ruim 2 procent vinden artsen ‘verdachte vlekjes’, bij verder onderzoek blijkt de helft vals alarm te zijn. 

Straffer nog, in de Belgisch-Nederlandse NELSON-studie leven proefpersonen in de gescreende groep niet langer dan diegenen in de controlegroep. In sommige andere studies is er wel een bescheiden voordeel in levensduur, maar het is kleiner dan verwacht. De gescreende individuen blijken vaker vroegtijdig te overlijden door andere oorzaken. Mogelijk zijn ze na iedere negatieve scan minder gemotiveerd om te stoppen met roken, al wordt dat door sommige auteurs betwist. 

Ondertussen tast de nicotine ook hart en bloedvaten aan, met vroegtijdig hartfalen als gevolg. Verder verhoogt roken het risico op andere kankers, waaronder keel-, pancreas- en blaaskanker. Om nog te zwijgen van chronisch longlijden, nog zo’n stille doder. Tot slot houdt geen enkele studie rekening met door straling geïnduceerde kankers als gevolg van de regelmatige CT-scans. 

Op vraag van de Franse overheid analyseerde een team van onafhankelijke onderzoekers de literatuur over longkankerscreening. De wetenschappers kwamen tot de conclusie dat er onvoldoende argumenten zijn om de vroegtijdige opsporing van longkanker bij rokers te organiseren. Tegenstanders stellen dat het veel zinvoller is om middelen te investeren in rookstopbegeleiding in plaats van longkankerscreening te voorzien. Rookstop verlaagt niet alleen het risico op longkankersterfte, maar ook op de sterfte door andere kankers, longziektes en hart- en vaatziektes. Allemaal tegen een beduidend lagere kostprijs.