Eos Blogs

Waarom wetenschap nog niet zonder dierproeven kan

Als wetenschappers dierproeven konden afschaffen, ze zouden het meteen doen. Maar is dit ook haalbaar? Hoever staat de wetenschap vandaag?

Vrienden en kennissen stellen me regelmatig de vraag of we al zonder proefdieren kunnen. ‘Zijn er ondertussen niet al voldoende alternatieven beschikbaar?’ Jammer genoeg kunnen wetenschappers vandaag nog niet zomaar stoppen met dierproeven als ze vooruitgang willen blijven maken in de geneeskunde, zoals bijvoorbeeld in de ontwikkeling van de covid-vaccins.

Zolang dierproeven nog nodig zijn, doen wetenschappers hun uiterste best om dierenleed zoveel mogelijk te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is het ‘3V Principe’. Vooraleer wetenschappers mogen starten met een dierproef, moeten ze nagaan of ze (1) de dierproef kunnen Vervangen, (2) het aantal proefdieren kunnen Verminderen, en (3) het experiment verder kunnen Verfijnen zodat de dieren minder of geen ongemak ondervinden. Enkel als er geen alternatieven beschikbaar zijn, krijgen ze groen licht voor een dierproef.

Waarom duurt het zo lang om dierproeven te vervangen?

Wetenschappers werken jarenlang aan de ontwikkeling van (nieuwe) technieken en de optimalisatie ervan. Net zoals de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel kan het gemakkelijk 10 tot 15 jaar duren vooraleer een nieuwe alternatieve methode op punt staat en internationaal wordt aanvaard. Ook deze nieuwe technieken moeten wetenschappers uitgebreid testen op betrouwbaarheid en veiligheid. En dit is dan ook één van redenen waarom een nieuwe technologie zoals ‘orgaan-op-een-chip’, waarbij menselijke cellen op een plaatje worden aangebracht en de functie van het orgaan nabootsen, niet zomaar van vandaag op morgen kan ingezet worden.

Welke wetenschappers in België werken nu met alternatieven?

Ook deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Enerzijds door de snelle evolutie in de wetenschap, anderzijds doordat het erg moeilijk kan zijn om snel accurate informatie terug te vinden. Zelfs voor onderzoekers kan dit een uitdaging zijn aangezien er een groot personeelsverloop is in academische en wetenschappelijke instellingen. Een doctoraatsstudent bijvoorbeeld werkt gemiddeld maar vier jaar aan zijn/haar thesis.

Om informatie over alternatieve methoden gemakkelijker te kunnen terugvinden, richtten het Vlaams en Brussels Gewest in 2017 het project ‘RE-Place’ op. RE-Place is een platform voor alternatieve methoden voor dierproeven en heeft als doel om de bestaande kennis over alternatieven beter in kaart te brengen in België. Door het gebruik van deze methoden actief te promoten en kennisuitwisseling tussen wetenschappers te stimuleren, wil het RE-Place project op termijn bijdragen aan een vermindering van het aantal proefdieren.

Expertise over alternatieve methoden verzamelen

Sciensano en de Vrije Universiteit Brussel, de coördinatoren van het RE-Place project, ontwikkelden een online tool, beschikbaar via de website www.RE-Place.be, waar wetenschappers informatie kunnen indienen over de alternatieven die zij gebruiken. Al deze informatie wordt gecentraliseerd in een databank en vrij ter beschikking gesteld. Elke methode wordt gekoppeld aan de naam van een expert en instelling. Op deze manier kunnen wetenschappers uit verschillende onderzoeksdomeinen gemakkelijker met elkaar in contact komen.

Stand van zaken: wat kunnen we wel al met alternatieven?

Voor eenvoudige vraagstukken bestaan er al manieren om dierproeven te vervangen. Zo verzamelen wetenschappers de ogen van runderen uit het slachthuis om na te gaan of bepaalde stoffen irriterende eigenschappen hebben. Onderzoekers brengen dan verschillende producten aan op het hoornvlies, en op basis daarvan kunnen ze bepalen of deze schade berokkenen of niet. Hierdoor zijn er vandaag minder proefdieren nodig voor het testen van de veiligheid van bijvoorbeeld schoonmaakmiddelen.

In sommige gevallen is het gebruik van alternatieven ook wettelijk verplicht. Sinds 2005 mogen cosmetica, zoals bijvoorbeeld dagcrème en mascara, niet meer getest worden op dieren. Er is ook een wetgeving van kracht die dat verbiedt binnen Europa, dus in dit domein kunnen we spreken van een ‘succesverhaal’. Jammer genoeg wordt deze lijn niet automatisch doorgetrokken naar andere landen of continenten. In China bijvoorbeeld worden vaak wel nog proefdieren gebruikt voor cosmetische doeleinden. Naast lokale inspanningen zijn er dus ook grotere overkoepelende acties nodig om de wetgeving overal gelijk te maken.

Wat kunnen we nog niet?

Jammer genoeg zijn niet alle vraagstukken gemakkelijk te beantwoorden, en dan spreken we vooral over ingewikkelde, biologische onderzoeksvragen.

Enerzijds gaat dit over vragen in fundamenteel en toegepast onderzoek zoals ‘Hoe ontstaat de ziekte van Parkinson? Wat als ik teveel van een geneesmiddel heb ingenomen? Welke therapieën bestaan er voor kanker?’ Als maatschappij willen we ook graag op deze vragen een antwoord, en daarvoor hebben wetenschappers vandaag wel nog dierproeven nodig. Complexe neurologische ziektes, bijvoorbeeld, kunnen we vandaag nog niet nabootsen in een petrischaal of proefbuisje.

Anderzijds zijn er ook vragen in een wettelijk kader. Bijvoorbeeld, als bedrijven nieuwe producten op de markt willen brengen, zoals geneesmiddelen of voedingsmiddelen, moeten ze eerst bewijzen dat deze voldoende veilig zijn voor de mens en geen schadelijke impact hebben op het milieu. In deze gevallen is een dierproef soms wettelijk verplicht. Dit zijn zogenaamde ‘regulatorische testen’.

Stappen vooruit

De wetenschap staat ondertussen niet stil. Onderzoekers werken volop aan nieuwe technieken zoals bijvoorbeeld artificiële intelligentie waarbij ze computer modellen inzetten om grootschalige data te analyseren. Deze data kunnen zowel afkomstig zijn van eerdere dierproeven, of men kan gebruik maken van menselijke data. Een gesofisticeerd computer model kan dan bijvoorbeeld voorspellen hoe een bepaalde stof zou kunnen reageren na toediening bij de mens.

Een ander voorbeeld is onderzoek aan de hand van menselijk lichaamsmateriaal. Dokters kunnen na een medische behandeling ‘overgebleven restmateriaal’ verzamelen (bloed, urine, weefsel na een biopsie, tumoren na een operatie,..) dat via zogenaamde ‘biobanken’ ter beschikking wordt gesteld aan wetenschappers voor verder onderzoek. Dit gebeurt alleen als je daar als patiënt uitdrukkelijk toestemming voor geeft. Ook jij kan dus (letterlijk) een stukje bijdragen aan het ontrafelen van ziekte en gezondheid in biomedisch onderzoek!

Complexe puzzel

Het vervangen van dierproeven is duidelijk geen sinecure en zal ook niet van vandaag op morgen gebeuren. Maar wetenschappers blijven wel verder werken aan de ontwikkeling van nieuwe methoden waarbij er minder, of misschien zelfs geen, proefdieren aan te pas komen. In de tussentijd maken ze gebruik van een geïntegreerde aanpak waarbij eerst wordt nagegaan of er alternatieven beschikbaar zijn en welke informatie deze opleveren. Enkel als er dan nog gaten zijn in de bekomen resultaten, of indien wettelijk verplicht, worden alsnog proefdieren ingezet. Maar dit is telkens een weloverwogen beslissing waarbij dierenleed zoveel mogelijk wordt vermeden.

Belgische puzzel ontrafelen

Verschillende onderzoekers uit universiteiten in Vlaanderen en Brussel en van andere wetenschappelijke instellingen zoals het VITO en IMEC hebben reeds hun ervaring met alternatieven ingediend via het RE-Place project. De expertise uit (farmaceutische) bedrijven ontbreekt momenteel nog grotendeels. Wetenschappers uit verschillende hoeken worden dan ook sterk aangemoedigd om mee te werken aan dit project. Alleen op deze manier kunnen we een uitgebreid overzicht bekomen van waar we vandaag staan met het gebruik van alternatieven in België.

En wat gebeurt er buiten België?

Ook buiten België en Europa zijn er verschillende initiatieven lopende om het gebruik van alternatieven te bevorderen. Zo is in Nederland het ‘TPI’ actief dat staat voor ‘versnelling van de Transitie naar Proefdiervrije Innovatie’ waarbij de overgang naar nieuwe technologieën, zoals ‘organen-op-een-chip’, wordt gestimuleerd. In de Verenigde Staten heeft het Agentschap voor de bescherming van volksgezondheid en milieu ‘EPA’ een strategie uitgewerkt om nog meer moleculaire technieken en computer modellen in te schakelen voor hun dossiers. En bij een recente stemming in het Europees parlement gaf een overgrote meerderheid aan het gebruik van proefdieren te willen uitfaseren. Duidelijke signalen dus dat er ook in de toekomst verder zal worden gewerkt aan dit thema!

Het RE-Place project

Het RE-Place project, www.RE-Place.be, is een initiatief van het Vlaams en Brussels Gewest dat alle bestaande expertise over alternatieve methoden voor dierproeven wil bundelen in één centrale databank.

Het RE-Place team contacteert wetenschapers uit verschillende onderzoeksdisciplines en instellingen om mee te werken aan het project en hun expertise over alternatieven in te dienen via de online tool, beschikbaar via www.RE-Place.be. Vervolgens wordt de verzamelde kennis toegankelijk gemaakt via de RE-Place website.

Via dit project krijgen we dus een beter zicht op welke methoden vandaag worden gebruikt, hoever we staan met deze alternatieven en wie deze precies gebruikt.