Wie ebola overleeft, kan het virus nog steeds dragen en verspreiden

Het ebolavirus kan blijven bestaan in de hersenen van niet-menselijke primaten die antilichaamtherapie kregen en de infectie overleefden.

 

Openingsbeeld: elektronenmicroscoop-beeld van het ebolavirus dat in 1976 door de Belgen Guido van der Groen en Peter Piot werd ontdekt.

Het ebolavirus is extreem dodelijk. Het veroorzaakte epidemieën waarbij duizenden mensen omkwamen. Op dit moment worden vaccins getest en antilichaamtherapieën ontwikkeld die de overlevingskans van patiënten kunnen vergroten.

Maar wat onderzoekers nu ook zorgen baart zijn studies waaruit blijkt dat het ebolavirus kan overleven in sommige organen en in het sperma van mannen die ebola overleefden. Het  virus kan zich van daaruit weer verspreiden, vaak weken nadat een patiënt is hersteld. Volgens een rapport zou een overlevende een uitbraak in Guinee ten minste vijf jaar na de eerste besmetting opnieuw hebben doen oplaaien.

Het is onduidelijk of het virus ook overleeft bij patiënten die antilichaamtherapieën kregen. Jun Liu van het Amerikaanse Army Medical Research Institute of Infectious Diseases analyseerde meerdere weefsels van 36 niet-menselijke primaten die een ebola-infectie hadden overleefd en monoklonale antilichamen hadden gekregen.

De wetenschappers ontdekten dat bij zeven van de dieren het virus nog steeds aanwezig was in de holtes van hun hersenen en in macrofagen, cellen die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem. Twee van de dieren stierven aan terugkerende infecties die minstens twee weken na hun aanvankelijke herstel en behandeling optraden. Er was bij hen sprake van een ernstige zwelling van de hersenen en van weefselschade.

De onderzoekers willen nu nagaan of er virussen overleven in organen zoals hersenen, ogen en testikels die minder toegankelijk zijn voor geneesmiddelen met monoklonale antilichamen. Ze willen ook nagaan of het combineren van antilichaambehandelingen met antivirale middelen beter is om het virus uit weefsels te verwijderen, wat meteen ook het risico op herval en nieuwe uitbraken zou verminderen. Ze benadrukken in ieder geval het belang van het op lange termijn opvolgen van patiënten om terugvallen snel op te sporen en nieuwe uitbraken te voorkomen.