‘Grote lama’ krijgt eindelijk plaats op stamboom

29 juni 2017 door TV

Het fossiel werd gevonden door Charles Darwin tijdens de reis met de Beagle, maar kon nooit aan een hedendaagse diersoort gelinkt worden.

Tijdens de reis met de Beagle vond Charles Darwin in het uiterste zuiden van Zuid-Amerika de beenderen van een wel heel eigenaardig hoefdier. Noch hij, noch de befaamde paleontoloog Richard Owen, die de soort beschreef op basis van de beenderen die Darwin meebracht, wist goed in welke familie het beest thuishoorde – ergens tussen de evenhoevigen, de onevenhoevigen en de olifant in?

Gezien de zuidelijke biotoop van het dier was er weinig hoop dat de minstens 20.000 jaar oude overblijfselen van Macrauchenia – letterlijk ‘grote lama’ – nog DNA zouden opleveren. Maar in Nature Communications beschrijven wetenschappers hoe ze er toch in slaagden om een klein deel van het gefragmenteerde DNA van de meest zuidelijke overblijfselen weer in elkaar te puzzelen.

Doorgaans gebruiken ze daarbij een verwante hedendaagse soort als voorbeeld, maar in dit geval kon dat uiteraard niet. De analyse vergde dan ook het uiterste van hun zeer gesofisticeerde software voor DNA-reconstructie, en de computers die alle mogelijkheden moesten doorrekenen.

Het gaat om slechts een klein deel van het DNA, dat zich niet in de celkern, maar in de zogenaamde mitochondriën bevond. Die voorzien de cel van energie en waren ooit onafhankelijke organismen, vandaar dat ze hun eigen DNA hebben. Maar omdat de snelheid waarmee dat stukje DNA verandert vrij goed gekend is, is het erg bruikbaar om de eigenaar een plekje in de stamboom te bezorgen.

De analyse wijst uit dat Macrauchenia behoort tot een zustergroep van de onevenhoevigen. Dat wil zeggen dat ze een gemeenschappelijke voorouder delen, maar dat de groep waartoe Macrauchenia behoort al een andere evolutionaire weg insloeg vóór de paardachtigen, neushoorns en tapirs zich van elkaar gingen onderscheiden. Lama’s daarentegen zijn evenhoevig, en dus geen naaste familie.