De dierenwereld staat bol van de fenomenen die niet overeenkomen met de veronderstelde tweedeling van mannetjes en vrouwtjes, en de rollen die daarbij zouden horen.
Op een lentedag in 1923 wandelt ornitholoog John Peacock Ritchie langs de oevers van een meer in Schotland. Daar ziet hij een koppel knobbelzwanen op een nest. Ritchie besluit om een foto te maken. Daarna verjaagt hij de zwanen van het nest, maar tot zijn verbazing is het leeg. Een week later keert hij terug, maar opnieuw liggen er geen eieren in het nest. Pas na zijn derde bezoek beseft hij wat er aan de hand is: de zwanen zijn allebei mannetjes. De foto van het zwanenpaar zou de eerste ooit zijn van dieren die geen heteroseksueel paar vormen.
Intussen weten we dat seksueel gedrag tussen leden van hetzelfde geslacht in de dierenwereld niet zeldzaam is. Integendeel. ‘We hebben over het algemeen een vrij vaststaand beeld over seksueel gedrag, maar de natuur spreekt dit beeld tegen’, zegt Claudia Vinke, universitair hoofddocent en onderzoeker in de gedragsbiologie aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. ‘In het dierenrijk kan je alle mogelijke variaties observeren. De seksuele diversiteit is enorm.’
Proberen om de vraag ‘Kan een zwaan homoseksueel zijn?’ te beantwoorden, is een illustratie van onze drang om alles in hokjes te stoppen
Tegelijk is het niet verstandig om zomaar een analogie te trekken tussen wat er in de natuur en bij mensen te zien is. Vinke: ‘Wij zijn als mensen vaak geneigd om van alles te projecteren op dieren, maar gedrag is ingewikkelde materie met een complexe ontstaansgeschiedenis. Wat je waarneemt in het hier en nu is eigenlijk een ingewikkelde interactie tussen wat een individu heeft meegemaakt, zijn omgeving en erfelijke factoren. Gedrag kan ook veranderen in de loop der evolutie.’
Proberen om de vraag ‘Kan een zwaan homoseksueel zijn?’ te beantwoorden, is volgens Vinke dan ook een illustratie van onze drang om alles in hokjes te stoppen: ‘Biologisch gezien is het zinloos en irrelevant om gedrag in vaste hokjes te stoppen, en al helemaal niet om er een oordeel over te vellen. In het dierenrijk is die variatie helemaal geen punt. Er is enorm veel variatie, en die variatie ontstaat altijd op een manier die het meest efficiënt is om je aan te passen aan je omgeving. Soms betekent dat dat een dier bepaalde eigenschappen van het ene of het andere geslacht ontwikkelt, afhankelijk van wat nodig is om te overleven in een leefomgeving die voortdurend verandert. Dieren passen zich daarop aan zonder dat ze in vaste hokjes zitten. Daarom heeft het voor biologen weinig zin om alles strikt te classificeren. Het gaat uiteindelijk om slimme manieren van overleven, en wij mensen maken het soms alleen maar ingewikkelder door er steeds labels op te plakken.’
Wat bedoel je met slimme manieren om te overleven?
Vinke: ‘Vanuit een evolutionair perspectief kan feminisering of masculinisering van dieren voordelen hebben, vooral als het helpt om beter met stress om te gaan of conflicten te vermijden. Een voorbeeld hiervan is dat gefeminiseerde mannetjes in sommige diersoorten meer zorggedrag vertonen en helpen bij het grootbrengen van de jongen, bijvoorbeeld die van hun moeder of zus. Dit vergroot de overlevingskansen van hun familieleden, ook al krijgen ze zelf misschien geen nakomelingen. In de biologie noemen we dit groepsfitness: het helpen van verwanten draagt indirect bij aan het doorgeven van gedeelde genen, zelfs als een individu zich zelf niet voortplant.’

‘Soms kan het ook voordelig zijn als vrouwtjes juist masculiene eigenschappen ontwikkelen, bijvoorbeeld om de verdediging van een groep sterker en efficiënter te maken. Dit laat zien dat geslachtskenmerken niet altijd vaststaan, maar kunnen veranderen afhankelijk van wat in een bepaalde omgeving het best werkt voor overleving en voortplanting.’
Hoe ontstaan die seksuele variaties?
‘Een van de mogelijke verklaringen is prenatale stress. Wanneer een moederdier tijdens de zwangerschap stress ervaart, kan een verhoogde concentratie stresshormonen invloed hebben op de ontwikkeling van haar nakomelingen. Er is veel onderzoek naar gedaan bij dieren zoals varkens, ratten en cavia’s. Uit die studies blijkt dat mannelijke nakomelingen soms meer vrouwelijke eigenschappen ontwikkelen als de moeder tijdens de zwangerschap veel stress had.’
‘Dit komt doordat het stresshormoon cortisol via de placenta de hersenontwikkeling van het ongeboren dier beïnvloedt, vooral in gebieden die te maken hebben met emoties en gedrag. Als de zwangere moeder in een stressvolle omgeving leeft, dan is de kans groot dat ook haar jongen dezelfde stress zullen ervaren. Om de groep en hun nakomelingen te laten overleven, kan het bijgevolg nuttig zijn om dankzij de gefeminiseerde mannetjes extra verzorgers te hebben.’
‘Sommige van deze mannelijke dieren vertonen zelfs gedrag dat lijkt op dat van vrouwtjes, zoals een houding aannemen om gedekt te worden door een ander mannetje. Dit wordt soms quasi-homoseksueel gedrag genoemd, maar biologisch gezien is het vooral een slimme aanpassing aan stressvolle omstandigheden.’

En wat met dieren die tijdens hun leven van geslacht of geslachtskenmerken veranderen?
‘Mogelijk speelt stress daar een grote rol. Bij sociale dieren die in groep leven, kan een dominant individu de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken bij anderen onderdrukken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij orang-oetans: als er een dominante man in de buurt is, blijft een jongere man minder ontwikkeld en vertoont hij nog niet alle mannelijke kenmerken. Pas wanneer de dominante man verdwijnt, begint de jongere orang-oetan zich fysiek volledig als volwassen man te ontwikkelen. Dit soort inzichten laat zien hoe stress en de regulering van geslachtshormonen samen kunnen bepalen hoe een dier eruitziet en zich gedraagt.’
‘Een goed voorbeeld van geslachtwisseling is de clownvis: ze worden allemaal geboren als mannetje en kunnen ook allemaal een vrouwtje worden: in een groep is er één dominant vrouwtje en de rest zijn mannetjes. Als het dominante vrouwtje verdwijnt, verandert een van de mannetjes in een vrouwtje om die rol over te nemen. Dit kan deels door stress worden verklaard.’
Waarom proberen twee mannelijke zwanen samen een nest uit te broeden?
‘Het kan te maken hebben met motivatie en de situatie. Vogels, zoals zwanen, hebben een broedseizoen waarin ze een partner zoeken, paren en een nest bouwen. Als een zwaan geen partner van het andere geslacht vindt, blijft de drang om een nest te bouwen bestaan. In dat geval kan hij of zij dat doen met een ander individu, ook als dat normaal gesproken geen gebruikelijke partner zou zijn. Alle gedragsrituelen blijven dan gewoon doorgaan, zelfs als er uiteindelijk geen nakomelingen uit voortkomen.’
Is het dan een gevolg van een tekort aan beschikbare partners?
‘Ik kan me niet uitspreken over dit individuele geval, maar in het algemeen is dat wel de oorzaak. Dat wil trouwens niet zeggen dat er geen klik is tussen de partners. Soms vormt zich juist een hechte sociale relatie, en door samen door het hele broedproces te gaan, vervullen de dieren hun natuurlijke motivatie.’
Discussies over gender en seksualiteit bij mensen raken snel verhit, zeker als conservatieve en progressieve geesten tegenover elkaar staan. Beide kanten halen daarbij argumenten uit de natuur. De ene beweert dat enkel de traditionele man-vrouwrelatie ‘natuurlijk’ is, de andere haalt inspiratie bij twee vrouwelijke pinguïns die samen een ei uitbroeden.
‘Wanneer je dingen in hokjes stopt, zoals vaak gebeurt in gepolariseerde discussies zoals deze, maak je waarschijnlijk gebruik van argumenten die je op dat moment het best uitkomen. Dit kan leiden tot verkeerde of anekdotische argumentatie, simpelweg als gevolg van die polarisatie en het voortdurend labelen en categoriseren. Dat is jammer, want juist het biologische fenomeen en de wetenschappelijke verklaringen zijn interessant en waardevol.’
Hoe ga je daar als docent mee om?
‘Wij leggen uit hoe gedrag zich ontwikkelt, welke factoren dit kunnen beïnvloeden en welke omgevingsinvloeden een rol spelen. Daarbij bespreken we ook diversiteit en de fluïditeit van geslacht. Helaas kan dit verkeerd worden opgevat. Soms wordt een docent er zelfs op aangesproken. Dat vind ik jammer. Sinds de lgbtq-discussies breng ik de onderwijsmaterie wel anders over. Ik benadruk dat ik hoop dat we in een academische setting dit soort bevindingen open kunnen bespreken en dat er ruimte is om nieuwsgierige vragen te stellen en erover na te denken zonder er meteen een waardeoordeel aan te koppelen. Het is vooral een fascinerend fenomeen waar we meer van willen begrijpen.’
‘Soms voelen wetenschappers zich bedreigd door reacties van het publiek, maar ik heb ook eens meegemaakt dat een student naar me toe kwam en zei: ‘Ik ben zo blij dat ik dit verhaal heb gehoord.’ Het was voor die persoon een opluchting, omdat hij zich meer begrepen en gesteund voelde. Het zou mooi zijn als mensen zich door dit soort inzichten gesteund voelen, in plaats van bedreigd. Laten we hopen dat mensen van dieren kunnen leren, uit die inzichten steun en respect voor elkaar halen en niet langer de drang voelen om te categoriseren.’
‘Biologisch gezien is het zinloos en irrelevant om gedrag in vaste hokjes te stoppen, en al helemaal niet om er een oordeel over te vellen’
Alle combinaties zijn mogelijk in de dierenwereld
XX is vrouw en XY staat voor man? Niet altijd. In de dierenwereld is het complexer dan dat. ‘Het geslacht van dieren kan op verschillende manieren worden bepaald’, verduidelijkt Bart Kempenaers, ornitholoog en directeur van het Max-Planck-Institut für Biologische Intelligenz in Duitsland. ‘Bij veel dieren is dit inderdaad genetisch geregeld. Bij zoogdieren bijvoorbeeld hebben vrouwtjes twee X-chromosomen en mannetjes een X- en een Y-chromosoom. Bij andere dieren, zoals krokodillen, bepaalde slangen en schildpadden, wordt het geslacht bepaald door de temperatuur waaraan het ei wordt blootgesteld, en dus niet door genetica.’
Het is ook niet zo dat alle dieren verdeeld zijn in ofwel man ofwel vrouw. Veel wormen en slakken zijn bijvoorbeeld hermafrodiet, wat betekent dat ze zowel eicellen als sperma produceren. Sommige vissen en garnalen veranderen tijdens hun leven van geslacht. En onder andere morphovlinders zijn gynandromorf, wat wil zeggen dat hun lichaam zich letterlijk in twee geslachten splitst. De linkerhelft van de vlinder is genetisch mannelijk, de rechterhelft vrouwelijk. Het is ook niet zo dat diersoorten altijd in een man en een vrouw zijn opgesplitst. Bij de kemphaan (Calidris pugnax) bijvoorbeeld bestaat de man in drie types die er compleet anders uitzien en zich compleet anders gedragen: de extravagante en agressieve macho, de onderdanige meeloper en de faar, een mannetje dat er vrouwelijk uitziet en zich ook zo gedraagt (en dus ook paart met mannetjes). Hoewel de drie types mannetjes een andere ‘mannelijkheid’ laten zien, planten ze zich allemaal succesvol voort.

Tot hiertoe gaat het over geslacht, niet over gender. Kempenaers: ‘Gender is een ingewikkeld begrip vanuit biologisch oogpunt, en het is moeilijker te definiëren. Is het een gevoel of een rol die je aanneemt? Bij vogels bijvoorbeeld zijn mannetjes vaak agressief en vrouwtjes zorgzaam, maar er zijn ook soorten waarbij het net andersom is.’
Op vlak van vaderlijke zorg zijn wij, mensen, onder de zoogdieren bijvoorbeeld een uitzondering. ‘Mensen zijn op dat vlak meer te vergelijken met vogels’, zegt Kempenaers. ‘De meeste vogelsoorten zijn sociaal monogaam, waarbij beide ouders voor de jongen zorgen. Vermoedelijk heeft dat te maken met het feit dat baby's bij mensen erg vroeg geboren worden en nog veel zorg vragen in vergelijking met jonge dieren bij andere zoogdieren. Een veulen kan al snel op zijn poten staan en rondlopen, een baby niet.’

De term ‘sociaal monogaam’ brengt ons meteen bij nog maar eens een andere invulling van seksueel gedrag in de dierenwereld. ‘Meer dan negentig procent van de ongeveer tienduizend vogelsoorten zijn monogaam. Ze vormen voor minstens één broedseizoen een paar, en meestal zorgen beide ouders voor de nakomelingen. Ter vergelijking: slechts een paar procent van alle zoogdieren vormen vaste koppels. Toch wil dat niet zeggen dat elke vogelvader voor zijn eigen jongen zorgt. Bij ongeveer negentig procent van alle onderzochte vogelsoorten komen buitenechtelijke jongen voor. Overspel is de normaalste zaak van de vogelwereld.’
Bij de niet-monogame vogels denken we meteen aan soorten waarbij een mannetje veel vrouwtjes heeft, zoals de kip, maar het kan ook andersom. Bij de galápagosbuizerd (Buteo galapagoensis) beschikt een vrouwtje over een harem van twee tot soms wel acht mannelijke partners. Alle mannetjes paren met het vrouwtje, en ze brengen allemaal voedsel naar de jongen. Een nest telt één of twee jongen, dus al die mannetjes kunnen onmogelijk de vader zijn. ‘Het lijkt misschien op polyamorie, maar dat is het vermoedelijk niet’, nuanceert Kempenaers. ‘De vogels gedragen zich niet als een koppel met zeven leden. Er zijn voortdurend conflicten. De mannetjes helpen alleen mee omdat ze denken dat ze de vader van de jongen zijn.’
‘Laten we hopen dat mensen van dieren kunnen leren, uit die inzichten steun en respect voor elkaar halen en niet langer de drang voelen om te categoriseren’
De seksuele diversiteit in het dierenrijk is te groot om hier volledig te illustreren. De cijfers lopen uiteen, maar homoseksueel contact zou al zijn waargenomen bij ongeveer 1.500 diersoorten: van vliegen over schildpadden en vissen tot zwanen en beren. Die observaties zijn lang verklaard vanuit ons menselijk perspectief. De Canadese bioloog Bruce Bagemihl illustreert het in zijn boek Biological Exuberance: Animal Homosexuality and Natural Diversity zo: ‘Als een mannelijke giraf aan het achterste van een vrouw snuffelt, wordt dat beschreven als seksueel geïnteresseerd. Maar als een mannelijke giraf aan de genitaliën van een andere man snuffelt, hem bestijgt met een stijve penis en ejaculeert, dan noemen we dat agressief of dominant gedrag.’
En bioloog Frans de Waal vat het in zijn laatste boek Anders (een aanrader voor wie meer wil ontdekken over dit thema) perfect samen: ‘Mensen bekijken de seksualiteit van dieren altijd in puur functioneel opzicht en spreken van voortplantingsgedrag. Er is geen genot, geen liefde, geen bevrediging en geen variatie, en seks kan alleen voorkomen tussen een volwassen man en een vruchtbare vrouw. Misschien projecteren we op dieren het soort seksleven dat we volgens ons horen te hebben. We vergeten dat bij sommige soorten, zoals de bonobo, driekwart van de seksuele activiteit niets met voortplanting van doen heeft. Seks komt voor bij combinaties die zich eenvoudigweg niet kunnen voortplanten. We zijn als mens geneigd om seksuele oriëntatie in hokjes op te delen en er etiketten op te plakken. Deze etiketten leiden ons in de richting van onverdraagzaamheid. Ik vind het prachtig hoe andere primaten elk individu accepteren zoals het is, zonder zich druk te maken over de vraag hoe ze passen binnen de samenleving.’