Kunnen dieren homoseksueel zijn?

Stel je deze vraag op het internet, dan kom je allerlei anekdotisch bewijs tegen. Parende vrouwtjesleeuwen, homoseksuele flamingo’s … Maar wat zegt de wetenschap?

Kunnen dieren op hetzelfde geslacht vallen?

Volgens de wetenschap zijn er drie verschijnselen die homoseksueel gedrag kunnen uitlokken. Het eerste heeft te maken met periodes in het leven van jonge dieren waarin ze snel iets aanleren. Die gevoelige leerfases noemen we inprenting. Als dieren net geboren zijn, leren ze bijvoorbeeld wie hun moeder is. Is er tijdens die periode geen moeder aanwezig? Dan lopen de dieren mogelijk het ‘verkeerde’ dier achterna omdat ze denken dat hij of zij de moeder is. In een volgende fase leert het dier tot welke soort het behoort.

Daarna komt de seksuele inprenting. Het dier leert een onderscheid te maken tussen de mannetjes en de vrouwtjes van zijn soort. Het gedrag en het uiterlijk zijn daarbij de leidraad.

In alle fases van inprenting gaat er soms iets fout. Daardoor gaan dieren soms paren met hetzelfde geslacht of met een andere soort. Neem bijvoorbeeld papegaaien. Soms worden die geboren in de broedstoof, een verwarmde kast bedoeld om eieren uit te broeden. Vervolgens worden ze door mensen opgevoed. Als ze geen andere papegaaien zien, willen ze misschien met mensen paren. Bij de dieren raakt er geen goed soort- en seksebeeld ingeprent.

Mannetjesratten die geboren zijn in een stressvolle situatie gaan zich als vrouwtjes gedragen

Het tweede verschijnsel dat homoseksueel gedrag kan veroorzaken is prenatale stress. Dat blijkt uit onderzoek met onder andere ratten. Als het moederdier tijdens de zwangerschap gestrest is, krijgt het embryo meer van het stresshormoon cortisol in het bloed. Dat gebeurt via de placenta. Na de geboorte zijn de mannelijke ratjes sneller gestrest en angstiger. Ze zorgen daarnaast meer voor hun broertjes, zusjes en andere soortgenoten. Ook vertonen ze een soort van homoseksueel gedrag. Komt er een ander mannetje voorbij, dan presenteren ze zichzelf zoals een vrouwtje dat normaal gezien doet. Ze gaan wat hoger op de poten staan en liften hun achterwerk een beetje op om bestegen te worden.

Prenatale stressverschijnselen hebben vermoedelijk een functie. Als het moederdier gestrest is, gaan haar nakomelingen vanzelfsprekend in diezelfde stressvolle omgeving opgroeien. Om de groep en hun nakomelingen te laten overleven, kan het nuttig zijn om extra verzorgers te hebben. De gestreste ratjes helpen zo indirect hun broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes met voortplanten. Die geven hun erfelijk materiaal, dat sterkt lijkt op het DNA van de gestreste ratten zelf, door aan een volgende generatie. Sommige omstandigheden, bijvoorbeeld weinig voeding of veel roofdieren, vragen om wat extra hulp in de verdediging of bij het voeden. Toch zijn dit soort theorieën niet altijd eenvoudig te onderzoeken.

Het derde en laatste verschijnsel is de seksuele motivatie. Als die heel hoog is, kan het dier gaan paren met een dier dat toevallig in de buurt is. Bijvoorbeeld een soortgenoot van hetzelfde geslacht.

Claudia Vinke is universitair docent en onderzoeker in de gedragsbiologie aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek focust zich onder meer op gedragsproblemen bij dieren en dierenwelzijn. Wetenschapsjournalist Anouk Bercht legde haar deze vraag voor en tekende haar antwoord op.