Planten en bestuivers doen het beter (maar nog niet goed)

22 mei 2013 door Eos-redactie

De snelheid waarmee soorten verdwijnen is de voorbije twintig jaar afgenomen.

Sinds de jaren 1930 is de diversiteit aan planten en bestuivende insecten drastisch afgenomen. Maar na 1990 verliep die afname minder snel, melden wetenschappers van het Nederlandse Naturalis en de University of Leeds in het vakblad Ecology Letters.

De onderzoekers baseerden zich op databanken met soortgegevens uit België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van 1930 tot nu. Na 1990 vertraagde de achteruitgang van bijen, zweefvliegen en wilde planten. Sommige soorten bleven stabiel en sommige gingen er zelfs op vooruit.

Tussen de jaren 1950 en 1980 nam het aantal hommelsoorten in België en Nederland met zo'n 30 procent af. Maar in 2010 bleek hun aantal stabiel te zijn gebleven - in het Verenigd Koninkrijk was er wel nog een reductie van de soortenrijkdom met 10 procent. Wilde bijen gingen er in Nederland de voorbije 20 jaar met 7 procent op vooruit. In België bleven de wilde bijen achteruitboeren, maar de diversiteit aan zweefvliegen nam de laatste decennia wel met 20 procent toe. Het aantal wilde plantensoorten nam in het Verenigd Koninkrijk met 20 procent af tussen de jaren 1950 en 1980, maar stabiliseerde de voorbije 20 jaar. Enkel vlinders blijven overal aan het zelfde tempo achteruit hollen.

De onderzoekers zien in de resultaten een teken dat natuurbehoud en overeenkomsten met landbouwers om de biodiversiteit in stand te houden hun vruchten afwerpen. 'Deze studie geeft een positief signaal', zegt. Luisa Carvalheiro van Naturalis, eerste auteur van het artikel. 'Maar sommige belangrijke groepen gaan nog steeds ernstig achteruit. Het is dus nog steeds essentieel om te investeren in natuurbehoud en de conservatie van biodiversiteit.' (ddc)