Smakelijke survivaltip: pissebed op grootmoeders wijze

We walgen van pissebedden, maar dat imago is totaal verkeerd. Buiten zijn ze onmisbaar, binnen leiden ze je naar verborgen vochtproblemen. Het zijn de beste moeders onder de ongewervelden. En ze smaken naar kreeft.

De intro van dit Lelijke Eendje (in de afbeelding hierboven) werd al in 1936 geschreven door Leo Senden, een priester-leraar uit Turnhout. In zijn boek Bewoners van krotten en achterbuurten schetst hij op even poëtische als humoristische wijze het kriebelende leven waarmee we onze huizen tot op vandaag delen. Ik kan het niet beter verwoorden. Leo Senden vat perfect samen hoe wij naar pissebedden kijken: met afkeer en zelfs angst voor een trippelende muizenkeutel die we maar blijven terugvinden onder bloempotten of achter plinten.

Dat verdorven imago is totaal verkeerd, verzekert bio-ingenieur Pallieter De Smedt mij, die dé pissebeddenexpert van ons land is, en ook internationaal veel erkenning geniet. ‘Pissebedden zijn onschadelijk. Buiten geldt zelfs: hoe meer pissebedden, hoe beter. Ze breken dood organisch materiaal af en houden zo de grond gezond. Binnen kom je ze liever niet tegen. Pissebedden hebben vochtige plekken nodig om te overleven. Vind je ze binnenshuis, dan is dat vaak een teken van vochtproblemen.’ Toch raadt De Smedt af om ze daarom dood te meppen. ‘Dat lost je vochtprobleem niet op. Gebruik ze liever als levende vochtdetectoren, en laat ze je leiden naar de verborgen vochtige plek.’

Kelderpissebed. Foto: Gert Arijs

Dat pissebedden van vocht houden, komt door hun afkomst: het zijn eigenlijk kreeften. ‘Ze zijn de enige in hun groep die het land succesvol hebben gekoloniseerd, maar ze blijven afhankelijk van vocht om te overleven. Wereldwijd zijn er ongeveer tienduizend soorten pissebedden beschreven, waarvan er een dikke vierduizend op het land leven. De rest is in zee gebleven. En dan is er nog een klein groepje dat van het land terug in het zoetwater is gedoken.’

België telt een veertigtal pissebedoorten die op het land leven. ‘Een kwart daarvan hebben we pas in de voorbije vijftien jaar ontdekt. Voordien was er amper interesse voor de diertjes.’ Sommige soorten zijn vrij algemeen, zoals de Kelderpissebed, andere zijn zeldzamer, zoals het zalmroze Juweeltje, die een biotoop heeft ontdekt waar hij genoeg kalk aantreft: het kerkhof. ‘Begraafplaatsen zijn door hun vele stenen en spleten sowieso al heel aantrekkelijk voor pissebedden, maar er is ook veel kalk aanwezig, door het gebruik van kalksteen in graven en paden, maar ook omdat menselijke resten vol kalk zitten.’

Pissebedden zien er ook prehistorisch uit, en dat zijn ze eigenlijk ook. ‘Ze hebben een verrassend succesvol ontwerp, waardoor ze niet veel zijn veranderd. Het schild van de pissebed is een exoskelet. Net als andere kreeftachtigen vervellen ze gedurende hun hele leven, waardoor ze blijven groeien.’

Pissebedden hebben veertien paar identieke poten waarmee ze verrassend snel kunnen rennen. ‘De buispissebed is de snelste van allemaal. Dat weet ik omdat we in het lab een racetrack voor pissebedden hebben gebouwd.’ De oprolpissebedden kunnen zichzelf dan weer oprollen tot een perfect bolletje, wat hen beschermt tegen roofdieren en uitdroging. Als ze opgeschrikt worden, rollen ze vanop een steen of boomstam in het strooisel op de bosbodem, weg van het gevaar. Andere soorten zoeken bescherming door dicht tegen elkaar aan te kruipen, waardoor ze gezamenlijk minder vocht verliezen.

Kleuroproller. Foto: Gert Arijs

En pissebedden zijn misschien wel de beste moeders onder de ongewervelden. Een vrouwtje vervelt nadat ze bevrucht is nog één keer. Daarna maakt ze tussen haar poten een soort buidel, zoals een kangoeroe. De jongen komen in die buidel uit hun ei en blijven daar nog een paar dagen zitten tot ze te groot worden. Dan barst de buidel open en gaan ze hun eigen weg. 

Pissebedden werden vroeger zelfs ingeschakeld in de zorg voor menselijke kinderen, in een praktijk die we vandaag mishandeling zouden noemen. ‘Bedplassende kinderen werden afgeschrikt met het idee dat ze na het drinken van een drankje met pissebedden hun lakens wel droog zouden houden. Vermoedelijk komt het beestje zo ook aan zijn naam.’

Gewoon ter info: zo walgelijk smaken pissebedden niet. Sterker nog, Pallieter De Smedt noemt ze een van zijn betere culinaire ervaringen uit onze wilde natuur. ‘Ze smaken licht naar kreeft.’ Waarna hij wat serveertips opsomt. ‘Voor consumptie even laten rondlopen in een proper bakje zodat ze nog hun behoefte kunnen doen. Ze zijn het lekkerst als je ze even bakt of kookt in zout water.’ 

De Smedt wil daarmee niet iedereen oproepen om nu massaal pissebedden op grootmoeders wijze te gaan eten. 'Maar het kan van pas komen als je ooit hopeloos verdwaald bent in een bos en van de honger dreigt om te komen. Al zal je er wel eerst veel moeten verzamelen om aan een volwaardige maaltijd te komen.'