Strenge winters decimeren vogels

03 december 2012 door Eos-redactie

Sterke afname van sommige vogelsoorten niet onrustwekkend

De erg koude periodes in de winter van 2010-2011 en 2011-2012 laten hun sporen na in de populaties van sommige standvogels - die in tegenstelling tot trekvogels geen warmere oorden opzoeken. Dat blijkt uit cijfers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).

Onderzoekers van het INBO vergeleken tellingen van voor en na de periode met strenge winters. Aantallen van soorten als fuut en waterhoen bleken met respectievelijk 36 en 37 procent te zijn afgenomen. Ook de groene specht (-17%), het goudhaantje (-48%), de zwarte mees (-57%) en de winterkoning (-15%) kregen zware klappen.

Toch zijn die sterke afnames volgens Glenn Vermeersch van het INBO niet onrustwekkend. 'Het is een perfect normaal verschijnsel. Zodra er een paar zachtere winters voorkomen zullen de soorten zich weer herstellen. Zelfs een bijkomende strenge winter hoeft niet dramatisch te zijn.'

De zwaarst getroffen soorten staan bekend als 'vorstgevoelig'. Het gaat vooral om soorten die open water nodig hebben en kleine zangvogels die niet snel voedertafels in tuinen zullen opzoeken. Echte tuinvogels zoals de merel en de kool- en pimpelmees hielden wel stand en namen soms zelfs in aantal toe.

Vogels bijvoederen is volgens Vermeersch een goed idee. 'Zeker deze winter, omdat verschillende boomsoorten dit jaar weinig vruchten en zaden hebben voortgebracht.'

Voor de tellingen baseert het INBO zich op het Algemene Broedvogels Vlaanderen-meetnet. Op 1200 locaties worden op een oppervlakte van een vierkante kilometer op geregelde tijdstippen vogels geteld door vrijwilligers. De locaties zijn zo gekozen dat ze verschillende habitattypes omvatten. (ddc)