Waar de mens passeert, volgen de exoten

Ecologen houden ze al lange tijd in de gaten: de invasieve exoten. Soorten die van elders komen, en de natuur binnendringen daar waar ze eigenlijk niet thuis horen.

Uitheems duizendblad in een zomers grasveld in Noord-Zweden.
Experimentele set-up in de bergen in Zweeds Lapland.
Het succes van de exoten werd van dichtbij opgevolgd.
Onze aanwezigheid in de bergen heeft zijn impact op de natuur aldaar, en het aan ons om daarvan op zijn minst bewust te zijn.
Rode klaver doet het goed in wegbermen in de bergen in het hoge noorden. Ze profiteren van de menselijke verstoring.

Soorten die profiteren van de veranderende omstandigheden in deze moderne tijden en zich beter weten aan te passen dan de inheemse vegetatie. De ongekroonde winnaars van de global change, zogezegd.

In koude omgevingen, zoals berg- of poolgebieden, waren er tot voor kort nauwelijks zulke exoten te vinden. Het barre klimaat zou een onoverwinbare barrière zijn, en doordat die gebieden zo afgelegen en onverstoord zijn, kwam geen enkele exoot er ook maar in de buurt. Lange tijd was dat ook een consensus binnen de wetenschap: invasies is enkel iets voor plekken met een aangenaam klimaat.

Maar die tijd is nu voorgoed voorbij. Jaar na jaar kruipen de uitheemse planten verder naar het noorden en hoger de berg op. Ze profiteren daarbij handig van wat de mens hen aanbiedt: een wereldwijde snelle verandering van de ongerepte natuur.

We zien inderdaad dat zowel de bergen als de poolgebieden meer en meer verstoord worden: bouwprojecten, wegen en wandelpaden, overal verwijdert de mens de natuurlijke vegetatie en laat open plekken achter in de plaats, perfecte omstandigheden voor de vestiging van exoten.

Daarnaast komen er door toedoen van de mens ook meer nutriënten in de arme grond terecht en komen er meer zaden van die uitheemse soorten binnen, meeliftend aan autobanden en schoenzolen. Voeg daar nog een opwarmend klimaat aan toe, en je hebt het perfecte recept voor een opmars van exoten.

Het opdringerige karakter van deze uitheemse soorten was natuurlijk al bekend. Verschillende studies hadden ook al duidelijk aangetoond dat al de hiervoor genoemde factoren hierin een belangrijke rol speelde. Maar lang niet alle mysteries zijn reeds opgelost. Als we willen weten welke van deze factoren de allerbelangrijkste is, wat de drijvende kracht is achter deze recente en vooral ook wat de toekomst brengen zal, dan is experimenteel onderzoek nodig.

En net daarvoor bundelde een team ecologen uit Europa en Zuid-Amerika de krachten. Zij trokken naar twee uithoeken van de wereld om een experiment op te zetten in twee sub(ant)arctische berggebieden: het ene in het noorden van het Scandinavisch Hoogland in Zweden, het andere in het zuiden van het Andesgebergte in Chili. Daar zaaiden ze tien verschillende uitheemse soorten uit en varieerden ze ondertussen niveaus van verstoring, nutriënten en hoeveelheid zaden, en dat allemaal tot op een hoogte boven de huidige verspreidingsgrenzen van de soort. Een ideaal design om eindelijk uit te zoeken in welke mate al deze factoren een rol spelen in het leven van deze uitheemse soorten.

Dat alles leverde een aantal verrassende resultaten op: hoe hoog ook in de bergen, de factor ‘verstoring’ bleek altijd het grootste positieve effect te hebben op de uitheemse soorten. De uitheemse soorten bleken in de berggebieden alleen maar competitie te ondervinden, met weinig kansen om te ontkiemen en te groeien te midden van de traag groeiende, maar heel dense inheemse alpiene vegetatie. Als deze begroeiing echter werd weggenomen (de ‘verstoring’), verhoogden de kansen van de uitheemse soorten om door te breken aanzienlijk, terwijl er geen sprake was van facilitering (een mechanisme waarbij de gevestigde vegetatie het gure klimaat zou milderen ten gunste van nieuwkomers).

Al verminderde het alpiene klimaat de prestaties van deze indringers, en al waren extra nutriënten in de bodem vaak ook nodig voor hun succesvolle voortplanting, toch presteerden de uitheemse soorten duidelijk het best op een hoogte waar ze nu nog maar nauwelijks worden gevonden. Dit is een zorgwekkend resultaat, want dit betekent dat het nog maar een kwestie van tijd is eer we de invasieve soorten op deze grote hoogten veelvuldig zullen zien verschijnen, tenminste als ze er wegen, paden of andere verstoringen vinden om hen een duwtje in de rug te geven.

Als dan ook de opwarming van het klimaat niet uitblijft, dan zullen de exoten in de nabije toekomst alleen maar meer kansen zien om koude gebieden te koloniseren. Deze snelle veranderingen zullen de samenstelling van de bergflora naar alle waarschijnlijkheid mee veranderen, tenzij we erin slagen om verstoringen én de klimaatverandering aan banden te leggen.

Meer weten?

Het onderzoek verscheen recent in PNAS (de Proceedings of the National Academy of Science from the USA) en kan hier gevonden worden:

Lembrechts et al. (2016). Disturbance is the key to plant invasion in cold environments. PNAS.