Waarom niet elke vogel een grote bek heeft

10 februari 2017 door LG

Met de hulp van duizenden vrijwilligers is de evolutie van de snavels van vogels in kaart gebracht.

De diversiteit van vogelbekken.

Tienduizenden jaren van evolutie heeft ons tienduizend verschillende vogelsoorten opgeleverd. Een van de opvallende verschillen tussen vogels is de vorm van hun snavel. Dat wist Charles Darwin al. Hij bestudeerde de snavels van vinken op de Galapagos-eilanden.
 
Gavin Thomas (University of Sheffield, VK) en zijn collega’s verzamelden snavels uit museumcollecties en maakten er 3D-scans van. Die scans, goed voor meer dan tweeduizend vogelsoorten en 95 procent van de levende soorten, lieten ze via het online project Mark My Bird bekijken door ‘burgerwetenschappers’.

De vorm van snavels evolueerde razendsnel in het begin van de evolutionaire geschiedenis van de vogels. In de loop der tijd vertraagde ze, omdat de vogelsoorten die ontstonden de beschikbare niches in de omgeving innamen. Er ontstonden bijvoorbeeld vogels die in het water gingen leven en vissen aten, vogels die de insecten in bomen gingen eten en loopvogels die hun voedsel op de grond vonden. Elk soort voedsel vroeg zijn eigen soort bek.
 
Zodra de belangrijkste niches ingenomen waren, vertraagde dus de evolutie van de snavels. Maar ze stopte niet. Binnen de individuele evolutionaire lijnen – soorten die dicht bij elkaar staan – ontstond nog meer variatie. Onvoorziene gebeurtenissen, zoals natuurrampen, bieden nieuwe opportuniteiten, en dat stimuleert de verdere evolutie van de snavel, meent Thomas. Zijn bevindingen staan deze week in het vakblad Nature.