Waarom sommige kikkers kunnen zweefvliegen

Dat sommige kikkers kunnen zweefvliegen, danken ze aan honderden gewijzigde genen.

Beeld: Een vliegende boomkikker (Rhacophorus reinwardtii). Credit: Shutterstock

In de oerwouden van Oost-Azië zitten enkele uitzonderlijke waaghalzen. Sommige kikkersoorten springen er van boomtoppen en zweven vervolgens door het bladerdak.

Evolutiebioloog David Hillis (University of Texas) en collega’s van het Chengdu Instituut voor Biologie trokken naar regenwouden in China en verzamelden er enkele vliegende boomkikkers – een limoengroene ‘parachutekikker’ met zwarte en gele vliezen tussen de tenen. Bedoeling was de genetica achter hun indrukwekkende evolutionaire aanpassingen te ontrafelen.

Ze brachten het genoom van de kikker in kaart en vergeleken het met een nauw verwante soort die niet in staat is te zweefvliegen. In een studie identificeerden ze 455 gewijzigde genen die allemaal verband hielden met de morfologische aanpassing van de kikker voor zijn zweefgedrag.

Kleverige teenkussens

Om de verschillen vervolgens in actie te zien, voerden de onderzoekers een gecontroleerde vliegtest uit. Ze plaatsten kikkers van beide soorten op een stok en registreerden alle sprongen en vluchten die ze maakten. Voor de exemplaren die niet zouden zweven voorzagen ze zachte sponzen op de bodem.

Volgens Mimi Koehl (University of California), die de biodynamica van vliegende kikkers bestudeert, zorgen de vliezen tussen hun tenen ervoor dat de vliegende kikkers sterk vertragen in hun val. Ze helpen ook om door het bladerdak te navigeren. De kikkers ontwijken bomen door hun grote achterpoten als roer te gebruiken. Hun kleverige teenkussens laten toe om veilig te landen.

Bron: University of Texas, VS