Albert Einstein woonde in 1933 zes maanden in De Haan

Voor hij in september 1933 definitief naar de Verenigde Staten vertrok, bracht Albert Einstein zijn laatste zomer op Europese bodem door in De Haan, aan de Belgische kust. In de idyllische rust van de ‘Concessie’ knipte de beroemde natuurkundige zijn laatste banden met de Duitse wetenschappelijke wereld door. Maar Einstein kwam in Villa Savoyarde ook aan werken toe.

Op 28 maart 1933 meert de SS Belgenland van de Red Star Line aan bij de Antwerpse Rijnkaai. Onder de passagiers uit New York bevinden zich Albert Einstein, de 54-jarige en inmiddels wereldberoemde natuurkundige, en zijn vrouw (en nicht) Elsa Einstein-Koch. Einstein keert terug van een reeks bezoeken aan wetenschappelijke instituten in de VS. Tijdens de twintig dagen durende zeereis heeft het koppel vernomen dat zijn huis in Caputh, bij Berlijn, doorzocht is door de nazi’s.

Einstein is vanwege zijn joodse roots en zijn kritiek op het nieuwe regime in Duitsland persona non grata geworden. Na zijn aankomst in Antwerpen geeft hij daarom een persconferentie, waarin hij aankondigt niet meer – zoals gepland – naar zijn vaderland terug te keren. Einstein krijgt een hand toegereikt vanuit de Belgische wetenschappelijke wereld: Arthur De Groodt van de Universiteit Gent nodigt hem uit enkele dagen door te brengen op kasteel Canteroy in Mortsel. Van hieruit informeert Einstein hoe het met zijn stiefdochters Margot en Ilsa gesteld is, de dochters uit Elsa’s eerste huwelijk, die in Duitsland zijn achtergebleven.

Het koningshuis regelde twee rijkswachters om permanent voor Einsteins veiligheid in te staan

Einstein heeft amper voet aan wal gezet in Antwerpen, of hij stuurt zijn ontslagbrief naar de Pruisische Academie der Wetenschappen in Berlijn. Hij schrijft dat hij ‘in de huidige omstandigheden (Hitler is goed twee maanden aan de macht, red.) noch Duits staatsburger wil zijn, noch op enige wijze in verband wil worden gebracht met de Pruisische Academie’. Het stoort Einstein vooral dat de Duitse wetenschappelijke genootschappen – zoals ook de Beierse Academie van Wetenschappen waarvan hij corresponderend lid is – stilzwijgend hebben aangenomen dat ‘een niet onaanzienlijk deel van de Duitse wetenschappers en studenten, evenals de werkloze academisch geschoolden, van hun arbeidsmogelijkheden en hun levensonderhoud in Duitsland zijn beroofd’. Dat het hier vooral om Joodse collega’s en landgenoten gaat, zegt Einstein niet met zoveel woorden.

Idylle aan zee

Via Arthur De Groodt wordt een tijdelijk onderkomen voor de Einsteins geregeld in het kustplaatsje De Haan, dat in die tijd nog vaak Le Coq sur Mer wordt genoemd. Op 1 april nemen Albert en Elsa Einstein hun intrek in Villa Savoyarde, in de zogenoemde ‘Concessie’, de Anglo-Normandische villawijk in de duinen van De Haan, vlak achter het strand. Enkele dagen later komt ook de Oostenrijkse wiskundige Walther Mayer aan, Einsteins wetenschappelijke ‘assistent’. Einsteins stiefdochters reizen eveneens naar België af en betrekken kamers in Villa Savoyarde. Op verzoek van Elsa en de Belgische koninklijke familie – met wie Einstein zeer goed is bevriend – zorgen twee rijkswachters permanent voor de veiligheid van de beroemde natuurkundige en zijn entourage.

Waarom verblijft Einstein in de lente en zomer van 1933 uitgerekend in De Haan? Is het de rust van de idyllische Belgische kust – een idylle die op sommige plaatsen zoals in De Haan tot op vandaag redelijk bewaard is gebleven – of de voorgeschiedenis van de Concessie? Koning Leopold II had in het begin van de 20ste eeuw de Duitse stedenbouwkundige Joseph Stübben naar De Haan gehaald om er achter het strand een groen villapark in te richten, met alleen kronkelende straatjes (om het wandelen te bevorderen) en strikte voorwaarden voor de huizenbouw (niet hoger dan 11 meter, geen rijhuizen, meer groen dan steen). De Belgische staat en het koningshuis hadden daardoor gedurende lange tijd enige controle over het reilen en zeilen in De Haan.

Albert en Elsa Einstein voor Villa Savoyarde in De Haan, waar ze in de zomer van 1933 woonden. De villa staat er vandaag nog.

Het verblijf levert beroemde en unieke foto’s op van Einstein in De Haan: samen met Elsa poserend voor Villa Savoyarde, aan tafel in de tuin van restaurant Le Coeur Volant met prominente disgenoten zoals de Oostendse schilder James Ensor, collega-natuurkundige Georges Lemaître en de Franse minister de Monzie. Langs de ‘Einstein-sites’ heeft de gemeente De Haan een kleine wandelroute uitgestippeld. En op een bankje tegenover het vroegere restaurant Le Coeur Volant zit nu een bronzen Einstein, te wachten op wandelaars die samen met de beroemde geleerde op de foto willen.

Einstein houdt er in De Haan een strakke dagindeling op na: ’s ochtends werken in Villa Savoyarde of op het terras van Hotel Bellevue – waar hij zijn ‘vaste’ tafel heeft –, in de namiddag een lange wandeling en ’s avonds na het diner vioolspelen in een café aan het strand, onder het appartement waar de lokale kunstschilder Albert Blomme verblijft. Blomme portretteert Einstein tijdens zijn verblijf in De Haan – en naar verluidt maakte hij daarna enkele kopieën en hield hier later een flinke duit aan over.

De rust van de Belgische kust staat in schril contrast met wat er op dat moment in Duitsland aan de gang is: Hitler is sinds eind januari aan de macht en de greep van de nazi’s op de maatschappij wordt almaar sterker en duidelijker. De huiszoeking en confiscatie van zijn huis in Berlijn weerhielden Einstein er al van om vanuit Antwerpen direct naar Duitsland door te reizen. Maar de gebeurtenissen in de zomer van 1933 zorgen ervoor dat Einstein beslist om zijn vaderland definitief vaarwel te zeggen en naar de Verenigde Staten te emigreren.

Einstein heeft al in de zomer van 1932 beslist om toch maar op het aanbod van het Institute of Advanced Studies in Princeton in te gaan – om er deeltijds hoogleraar te worden – en zijn tijd tussen Duitsland en de Verenigde Staten te verdelen. Zoals zovelen van zijn landgenoten dacht Einstein dat zijn vlucht uit Duitsland maar tijdelijk was. Maar het nieuws dat nazi-agenten zijn vriend, de Duits-Joodse filosoof Theodoor Lessing, in augustus 1933 koelbloedig hebben doodgeschoten in zijn werkkamer in het toenmalige Tsjecho-Slowakije, brengen de plannen voor een definitieve emigratie in een stroomversnelling. Het feit dat de nazi’s er zelfs niet voor terugdeinzen ook in het buitenland kritische intellectuelen aan te pakken, moet de Einsteins de ernst en de uitzichtloosheid van de situatie hebben doen inzien.

Strijd tegen kwantummechanica

Ondanks de politieke onrust en de persoonlijke beslommeringen, komen Albert Einstein en Walther Mayer in De Haan toch nog aan werken toe – daar is Mayer tenslotte voor naar België gekomen. Tussen eind 1932 en begin 1934 publiceren ze zelfs gezamenlijk vier artikelen. De verschillende vakbladen waarin die verschijnen, illustreren de vlucht van Duitsland naar de Verenigde Staten: eerst nog (in november ’32) bij de Pruisische Academie in Berlijn, vervolgens twee artikelen in de Verslagen van de Koninklijke Akademie der Wetenschappen in Amsterdam, en het laatste (beknopte) artikel in de Annals of Mathematics, uitgegeven in Princeton. De artikelen handelen alle vier over één concreet theoretisch natuurkundig onderwerp: ‘semivectoren’, een zuiver wiskundig gereedschap bedacht door Einstein en Mayer om de toestandsfuncties in de relativistische golfvergelijking in de kwantummechanica – de zogenoemde Dirac-vergelijking – te vervangen. Ze staan centraal in een van de vele pogingen van Einstein om de door hem verafschuwde kwantummechanica te verenigen met zijn algemene relativiteitstheorie. Zijn poging om tot een overkoepelende theorie te komen, een die de relativiteitstheorie of gravitatietheorie met de elektromagnetische theorie verenigt, zou pas in 1955 vruchteloos eindigen met zijn laatste aantekeningen en berekeningen op zijn sterfbed.

Einstein aan tafel met o.a. de schilder James Ensor (met baard) en de Franse minister Anatole de Monzie (vierde van links).

Begin jaren 1930 is de glorieperiode van het wetenschappelijke genie Einstein al geruime tijd voorbij. Zijn speciale (uit 1905) en algemene relativiteitstheorie (1915-16) zijn inmiddels experimenteel bevestigd – onder meer dankzij de beroemde observaties door Eddington van een zonsverduistering in 1919 – en deze theorieën staan als een huis. Hierover bestaat dan ook weinig of geen discussie.
De fysica waar de grootste natuurkundigen hun hoofd over breken, handelt over het allerkleinste, de wereld van atomen en elementaire deeltjes die beschreven wordt door de kwantumfysica en kwantummechanica. Einstein is een zuiver theoreticus en heeft minder voeling met de experimentele deeltjesfysica, zoals met het werk van Chadwick in 1932 dat de ontdekking van het neutron oplevert – na het proton en het elektron het derde elementaire deeltje – en dat geheel aan Einstein voorbij schijnt te zijn gegaan. Einstein wil/kan zijn wetenschappelijke intuïtie niet rijmen met de interpretatie die mannen als Schrödinger, Bohr, Born, Heisenberg en Pauli aan de golfvergelijkingen in de kwantummechanica geven, de zogenoemde Kopenhaagse interpretatie. Vooral het niet-deterministische karakter van de theorie, dat er een onreduceerbare ‘kans’ is dat een deeltje zich op een bepaalde plaats bevindt, stoort Einstein. Hij richt zijn pijlen daarom op het kroonjuweel van de kwantummechanica, de golfvergelijkingen van Schrödinger en van Dirac.

Wiskundige natuurlijkheid

Volgens Jeroen van Dongen, wetenschapshistoricus aan de Universiteit Utrecht en medewerker van het internationale Einstein Papers Project, vertellen de vier artikelen die het duo vlak voor, tijdens en na het verblijf in De Haan publiceerde, vooral iets over de wetenschappelijke manier van denken van Einstein. Hoe hij dacht dat een theoretische natuurkundige het best te werk kon gaan om zoveel en zo snel mogelijk succes te hebben bij het oplossen van fysische problemen en vraagstukken.

Van Dongen analyseerde de vier artikelen van Einstein en Mayer en de voordracht die Einstein op 10 juni hield aan de universiteit van Oxford, waarvoor hij vanuit Oostende even met de boot naar het Verenigd Koninkrijk reisde. Einstein gaf er zijn visie op de historische ontwikkeling van de wetenschap, en presenteerde er zijn eigen onderzoek naar semivectoren, met als belangrijkste resultaat dat de wetten waaraan de semivectoren lijken te voldoen, een ‘dualiteit’ suggereren in het bestaan van de elementaire deeltjes: verschillende massa en tegengestelde elektrische lading, elektron en proton dus.

Van Dongen: ‘Einstein vond de spinoren (de golffuncties) die Dirac in zijn vergelijking had gestopt, onnatuurlijk. Zijn concept van de semivector kaderde in zijn streven naar meer ‘wiskundige natuurlijkheid’, meer intuïtieve wiskundige objecten. Einstein behandelde de Dirac-vergelijking dan ook als een klassieke veldvergelijking, zonder rekening te houden met elementen zoals waarschijnlijkheden, die toch de basis van de kwantummechanica vormen. Eigenlijk is het vreemd dat Einstein vertrekkende vanuit de golfvergelijkingen in de kwantummechanica, tot een nieuw soort kwantummechanica wilde komen.’
Maar Einstein oogstte in Oxford alleen omwille van zijn wetenschappelijke status een beleefd applaus. De meeste natuurkundigen zagen niets in zijn klassieke aanpak met semivectoren. ‘Eigenlijk waren die vier artikelen een slag in de lucht, want noch Einstein en Mayer, noch andere natuurkundigen hebben er later iets mee gedaan. Mensen die al langer vertrouwd waren met de kwantummechanica, zoals Wolfgang Pauli, wisten dat er iets grondig aan Einsteins voorstel schortte, en ze namen het niet echt ernstig.’

Interessanter vindt Van Dongen de epistemologische visie die doorheen de vier artikelen schemert. Einstein ging in 1933 bewust helemaal anders te werk dan toen hij werkte aan de algemene relativiteitstheorie. ‘De jongere Einstein had een wiskundig raamwerk in zijn hoofd van vergelijkingen en geometrische inzichten, en tegelijk had hij een stevige fysische intuïtie. Hij liet beide op elkaar inwerken, wat eind 1915 resulteerde in de algemene relativiteitstheorie. Achteraf merkte hij echter dat hij daardoor kostbare tijd had verloren. Als hij zich beperkt had tot de wiskunde, zou hij veel sneller tot hetzelfde resultaat zijn gekomen. Zijn fysische intuïtie leverde alleen vertraging op. Steeds meer raakte Einstein op latere leeftijd in de ban van de creatieve werking van de wiskunde, vooral van de ‘natuurlijkheid’ van wiskundige vergelijkingen. Elegantie en unificerend vermogen vond hij erg belangrijk. Met dat unificerende karakter van de natuurkundige theorieën zou Einstein tot het eind van zijn leven blijven worstelen.

In september 1933 voeren de Einsteins samen met Walther Mayer met de Westenland naar het Verenigd Koninkrijk, waarna ze richting  Verenigde Staten vertrokken. Nooit zetten ze meer een voet op het Europese continent. Einstein overleed 22 jaar later.

Dit artikel verscheen eerder in Eos magazine (2009).