U wil gezond en slim nageslacht? Huw een vreemde!

02 juli 2015 door TV

Ouders die helemaal niet verwant zijn, krijgen kinderen die gemiddeld groter, slimmer en beter opgeleid zijn.

Ouders die helemaal niet verwant zijn, krijgen kinderen die gemiddeld groter, slimmer en beter opgeleid zijn.

Inteelt is ongezond, weet al wie dieren fokt of planten teelt. Kweken met nauwe verwanten werkt vaak uitstekend als je een kenmerk waarover ze allebei beschikken – een extra homp vlees, grappige kleine oortjes of een bijzonder gekleurde bloem – in het nageslacht nog wil uitvergroten. Maar kweek je te lang met verwanten, dan zal zich dat wreken, en krijg je dieren of planten met vreemde afwijkingen en een zwakke gezondheid. De verklaring daarvoor, zo weten we sinds Gregor Mendel de moderne genetica uitvond, is dat verwanten veel genen gemeenschappelijk hebben.

Zoals u weet hebben we al onze genen dubbel, één van elke ouder, en hebben we van een defect gen vaak geen last zolang het andere gen intact is. Wanneer verwanten zich echter samen voortplanten neemt de kans dat ze hun nageslacht met twee defecte genen opzadelen aanzienlijk toe, en dat heeft dus allerlei onaangename gevolgen. U realiseert zich echter vast ook dat 'inteelt' een relatief begrip is – wij mensen, bijvoorbeeld, zijn tot op zekere hoogte allemaal met elkaar verwant, zij het met de één wat meer dan met de ander, uiteraard. In hoeverre heeft dat een impact op onze gezondheid?

Nu en dan wordt dat pijnlijk duidelijk. Door de strategische inteelt van de Europese koningshuizen hadden heel wat koningskinderen een zwak gestel en vaak ook geestelijke problemen. Vergelijkbare problemen ontstaan er soms in erg afgelegen gebieden, op kleine eilanden, of in bevolkingsgroepen die geen huwelijken met buitenstaanders toelaten. Maar ook in minder extreme omstandigheden kan het gebeuren dat ouders wiens stambomen op het eerste gezicht nooit eerder met elkaar verstrengeld raakten een kind op de wereld zetten met een zogenaamde 'Mendeliaanse' aandoening – zoals mucoviscidose of hemochromatose – omdat ze per toeval allebei een defect gen doorgaven.

Maar heeft de mate waarin vader en moeder verwant zijn ook een impact op de gezondheid van wie op het eerste gezicht niet ziek is? Dat is een moeilijke vraag, want dan moet je in veel meer detail naar volledige genomen gaan kijken. Daar worden wetenschappers de laatste tijd echter steeds beter in, en dus komt er nu schot in de zaak. In Nature beschrijft een grote menigte wetenschappers deze week de uitkomst van de werkzaamheden van het ROHgen-consortium, dat op zoek ging naar zogenaamde 'runs of homozygosity' – het aantal keer dat we van pa en ma precies hetzelfde stukje DNA kregen.

Vervolgens onderzochten ze in hoeverre de opgetelde lengte van die stukjes verband hield met zestien verschillende aspecten van onze gezondheid. In vier gevallen bleek dat wel degelijk het geval. Mensen met minder 'runs of homozygosity' (ROH) waren doorgaans wat kleiner en hadden vermoedelijk daardoor gemiddeld ook een wat kleinere longinhoud. Heel groot was het effect echter niet: wie met een neef of een nicht een gezin sticht, riskeert dat zijn kinderen zo'n 1,2 cm kleiner zijn dan het gemiddelde, en het met zo'n 137 milliliter longinhoud minder moeten doen.

Daarnaast werd ook een verband gevonden met het opleidingsniveau en de score op een reeks intelligentietests, waar minder ROH opnieuw een goede zaak bleek te zijn. Opnieuw was het effect eerder klein: kinderen van koppels van neven en nichten studeren gemiddeld één schooljaar minder.

Een verband tussen ROH en een hele reeks aan hart- en vaatziekten gelinkte gegevens werd daarentegen niet gevonden – eerdere vondsten in die zin zullen dus mogelijk niet overeind blijven. Nu wordt er bij studies als deze, die uiteraard geen oorzakelijk verband bewijzen, vaak gefronst. Kan dit verband niet op een andere manier worden uitgelegd? Dat weten de onderzoekers ook wel, en dus deden ze hun analyse talloze keren over. Maar of ze hun data nu opsplitsten in groepen met meer of minder ROH of Europeanen, Finnen, Afrikanen, Spaanstaligen, Oost-, Zuid-, of Centraal-Aziaten afzonderlijk onderzochten, telkens stootten ze op precies dezelfde verbanden.

Daardoor hechten ze ook geen geloof aan de hypothese dat het gevonden effect mogelijk puur socio-economisch kan worden uitgelegd. Ja, wanneer opleidingsniveau als indicatie van de socio-economische status in rekening wordt gebracht, wordt de impact van ROH op de drie andere aspecten kleiner. Maar het verband gaat niet weg, en het komt dus in alle groepen terug. Ook het argument dat ongezonde en van succes verstoken mensen mogelijk eerder samen kinderen krijgen wuiven de wetenschappers weg – want dat geldt voor gezonde, succesvolle mensen net zo goed. En dat die laatste mobieler zijn en daardoor diversere nakomelingen op de wereld zetten ontkennen de wetenschappers niet, maar ze vinden hun verband ook bij de geïsoleerde Amish en de Hutterieten.

Fascinerend, maar wat leren we hier nu uit? Wel, om te beginnen vertelt het ons wat over menselijke evolutie. Als het niet uitmaakt of u groot of klein, meer of minder verstandig bent, dan zou een overdosis ROH op die kenmerken vermoedelijk weinig effect hebben. Het feit dat mensen met meer ROH wat kleiner en wat minder verstandig zijn, geeft aan dat er natuurlijke selectie is, of minstens was, voor een groter lichaam, een grotere longinhoud en een toegenomen intelligentie.

Reden tot paniek is er daarentegen zeker niet – al bij al hebben mensen erg weinig ROH, en zijn de aangetoonde effecten erg klein. Ze geven in die zin dus zeker ook geen voer aan akelige ideeën over genetische superioriteit. Integendeel zelfs, want 'raszuiverheid' blijkt een erg ongezond principe, en de door veel Europeanen, ook wetenschappers, eeuwenlang als minderwaardig beschouwde Afrikanen zijn genetisch veel diverser en hebben veel minder ROH dan Europeanen. Alweer een argument om Afrikaanse migranten uit de zee te redden: immigratie is goed voor de gezondheid.

Meer genetica.