Als het kind maar een naam heeft

06 januari 2014 door Eos-redactie

Dat we geuren zo moeilijk kunnen benoemen, komt gewoon omdat we er geen woorden voor hebben.

Dat we geuren zo moeilijk kunnen benoemen, komt gewoon omdat we er geen woorden voor hebben.

Algemeen werd aangenomen dat onze taalcentra in het brein geen toegang hebben tot het gedeelte waar geuren worden geïnterpreteerd. Daarom zouden we zo slecht zijn in het benoemen van geuren. Nieuw onderzoek wijst echter uit dat die hypothese geen steek houdt.

Nederlandse en Zweedse taalwetenschappers voerden een experiment uit met tien Engelstalige mannen en tien sprekers van het Jahal, een Zuidoost-Aziatische taal met een tiental woorden voor geuren. Vergelijk het met onze abstracte woorden voor kleuren. Eén woord staat dan bijvoorbeeld voor de geur van bepaalde bloemen, rijp fruit, zeep en de geur van de beermarter.

De proefpersonen kregen geurstaaltjes onder de neus van onder meer kaneel, terpentijn, rook, bananen en zeep. De Jahalsprekers konden veel duidelijker zeggen wat ze roken dan de Engelstaligen, die lange omschrijvingen gaven, zoals ‘het ruikt zoet, hoe zeg je dat, als kauwgum’. Bij eenzelfde test met kleuren gaven de Engelstaligen wel even korte antwoorden als de Jahalsprekers.

Asifa Majid (Radboud Universiteit Nijmegen) concludeert dat slecht zijn in het benoemen van geuren geen biologische beperking is, maar een culturele. De studie verscheen in het vakblad Cognition. (lg)