'Homoseksuelen kan je niet "genezen"'

12 november 2015 door EV

Een undercoverreportage liet deze week zien hoe homoseksuele mannen in een Chinees ziekenhuis ‘genezen’ worden door middel van elektrische shocks. Onzin, vinden filosofen Pieter R. Adriaens en Andreas De Block.

Een undercoverreportage van het Australische tv-programma Dateline liet deze week zien hoe homoseksuele mannen in een Chinees ziekenhuis ‘genezen’ worden door middel van elektrische shocks. Hoewel homoseksualiteit in China al 15 jaar niet meer als een psychiatrische stoornis wordt aanzien, zijn er wel nog steeds behandelingen voor. Filosofen Pieter R. Adriaens en Andreas De Block hebben net een boek (Born This Way) uit over wetenschap en homoseksualiteit. Daarin schrijven ze onder andere dat dergelijke behandelingen volstrekt nutteloos zijn.

'Er is heel veel ophef geweest over een studie van Robert Spitzer naar de zin en onzin van conversietherapie. Die studie suggereerde dat een beperkt percentage van de homoseksuele mannen na therapie vrouwen seksueel aantrekkelijker vindt dan voordien', zegt Andreas De Block in het novembernummer van Eos. 'Spitzer is daar heel erg over aangevallen. Onderzoek naar de veranderlijkheid van homoseksuele voorkeuren ligt nu eenmaal erg moeilijk. Ik denk dat het ook niet wenselijk is dat we daar heel veel aandacht of tijd aan besteden, want ik ben ervan overtuigd dat als al diegenen die conversietherapieën hebben proberen te ontwikkelen eerlijk zouden rapporteren over hun resultaten, ze zouden moeten toegeven dat het effect misschien niet onbestaand maar toch heel beperkt is.’


‘Zelfs Freud die over het algemeen eerder geneigd was om de resultaten van zijn therapieën op te blazen, zei uitdrukkelijk dat conversietherapieën geen enkele zin hebben', voegt Pieter Adriaens daar aan toe.

Jullie geven in Born This Way een overzicht van de medicalisering van homoseksualiteit door de eeuwen heen. Zo heeft het tot 1987 geduurd voor homoseksualiteit uit de DSM, het handboek voor psychische stoornissen, verdween. Canadees filosoof Marc Ereshefsky wil een eind maken aan het spreken over ziekte en gezondheid, een idee dat jullie na aan het hart ligt. Waarom?


Andreas De Block: ‘Er zijn filosofisch een aantal problemen met het onderscheid tussen ziekte en gezondheid die we maar niet weten op te lossen. Zo lijkt het onmogelijk een definitie te geven van ziekte die een seksuele afwijking zoals necrofilie wel als ziekte beschouwt en homoseksualiteit niet. Er zijn al veel voorstellen gedaan om een morele component in het concept ziekte te brengen, maar er wordt nooit gezegd hoe breed die component mag zijn.’


‘En wat voor het concept ziekte geldt, geldt ook voor heel veel andere concepten. Heel precieze definities geven van wat liefde is of van wat rechtvaardigheid is, lukt niet. Nu, in veel gevallen is dat alleen jammer voor filosofen en moet de rest zich daar niets van aantrekken. Maar bij ziekte en gezondheid is dat wel wat anders, omdat er bijvoorbeeld rechten verbonden zijn aan het feit dat je ziek bent. Het is belangrijk voor de verzekeringen en voor allerlei politieke en morele beslissingen.’  


Pieter R. Adriaens: ‘Het is een beetje de rode draad doorheen het boek, dat er tal van concepten bestaan waar filosofen al heel lang vat proberen op te krijgen, en dat maar niet lijkt te lukken. Zo zeggen we van heel veel dingen dat het seksuele dingen zijn, maar waarom? Wat is de gemeenschappelijke deler? Vandaar het voorstel van Ereshefsky om er gewoon mee te stoppen en ons bezig te houden met belangrijker vragen die ons wél vooruithelpen.’

In het boek doorprikken  jullie allerlei zekerheden over homoseksualiteit. Wat zijn de grootste misverstanden die nu nog over homoseksualiteit circuleren?


Pieter R. Adriaens: ‘Mensen lijken heel veel te verwachten van het antwoord op de vraag of homoseksualiteit natuurlijk is. Ze denken dat dat gevolgen heeft voor de houding die ze moeten aannemen ten opzichte van homoseksuelen. Men gaat dan uit van de gedachte dat de natuur goed is. Maar dat klopt niet. Uit de natuur zijn weinig morele leidraden af te leiden.’


Andreas De Block: ‘Het brede publiek is er bovendien van overtuigd dat seksuele voorkeur ofwel een keuze is ofwel aangeboren. Maar beide zijn fout. Als mensen zeggen dat iets een keuze is, dan bedoelen ze daar volgens mij vaak weinig anders mee dan een morele veroordeling. Uit de sociale psychologie weten we dat het vaak gebeurt dat we iets veroordelen en daarom veronderstellen dat mensen daar verantwoordelijk voor zijn. We voelen een soort walging voor een bepaald gedrag en om onze morele attitudes te kunnen volhouden, moeten we aannemen dat mensen er verantwoordelijk voor zijn en dus dat er een keuze aan vooraf gegaan is. Dus: ik haat homoseksuelen en daarom is het een keuze, eerder dan: het is een keuze dus veroordeel ik het.’


‘Een andere misvatting is dat homoseksualiteit wel aangeboren moet zijn omdat homoseksuelen geen vat hebben op hun voorkeuren. Het kan immers best zo zijn dat mensen op een bepaald ogenblik een bepaalde voorkeur ontwikkelen, zonder dat ze weten waar die precies vandaan komt en zonder dat ze er greep op hebben. Je mag die analogie niet te ver doortrekken, maar mensen die hersentumoren ontwikkelen, kunnen plotseling heel vreemde voedselvoorkeuren hebben. Niemand zal beweren dat dat aangeboren is, ook al heeft die persoon daar geen controle over en is het in veel gevallen onomkeerbaar.’


Adriaens: ‘Een ander misverstand heeft te maken met wat wij de meervoudigheid van homoseksualiteit noemen. Mensen denken vaak dat homoseksualiteit in het Westen representatief is voor homoseksualiteit in andere culturen en andere tijden. Die idee houdt in dat als je ‘onze’ homoseksualiteit bestudeert, je meteen ook weet hoe homoseksualiteit als dusdanig in elkaar zit. De meeste antropologische en historische studies tonen echter aan dat wat in België vandaag onder de noemer homoseksualiteit valt, behoorlijk kan verschillen van de homoseksuele verlangens en gedragingen in bijvoorbeeld Polynesië en Micronesië.’


Sommige filosofen stellen dat het onderzoek naar de biologische wortels van homoseksualiteit wijst op homofobie.

De Block: ‘Daar spelen verschillende zaken. Ten eerste is er de vrees die altijd gepaard gaat met genetisch onderzoek naar bepaalde condities: zodra de genetische of andere biologische oorzaak gevonden wordt, zullen mensen technieken ontwikkelen om die conditie uit te roeien. Daarnaast vertrekt biologisch onderzoek bij de idee dat homoseksualiteit verklaard moet worden omdat het op een of andere manier afwijkend is. Ook daarvan zou je kunnen zeggen dat het dus vertrekt bij een homonegatief vooroordeel. Die filosofen leggen er ook de nadruk op dat mensen die zo sterk beklemtonen dat homoseksualiteit geen keuze is, daardoor suggereren dat als de homoseksuele persoon had kunnen kiezen tussen homoseksualiteit en heteroseksualiteit, hij zeker voor heteroseksualiteit had gekozen.’


Adriaens: ‘Denken dat biologisch onderzoek over homoseksualiteit per definitie een soort homofobe motivatie heeft, klopt om allerlei redenen niet. Veel onderzoek over genetica en homoseksualiteit gebeurt door homoseksuele wetenschappers. Het zou een beetje onnozel zijn om te denken dat dat homofoob gemotiveerd zou zijn. Zij zijn er zich vaak van bewust dat de etiologie – het proces van het ontstaan van homoseksualiteit – heel complex is. Ze zijn er meestal van overtuigd dat biologische factoren daar een rol in spelen en willen uit een soort algemene nieuwsgierigheid uitzoeken welke factoren dat precies zijn.’


‘Ik vind het overigens een bijna paranoïde attitude om je af te vragen waarom we altijd op zoek zijn naar de oorzaak van homoseksualiteit en niet naar die van heteroseksualiteit. Homoseksualiteit komt simpelweg niet zo vaak voor als heteroseksualiteit en is alleen daarom al wetenschappelijk interessant. Ik zou daar geen groots homofoob complot achter zoeken.’


Als het gaat over homoseksualiteit bij dieren, zijn er wetenschappers die seks tussen dieren van hetzelfde geslacht ‘weg verklaren’: sommigen hebben het over vergissingen, anderen beweren dat de dieren niet anders kunnen omdat partners van het andere geslacht afwezig zijn, nog anderen spreken van een machtsspel tussen mannetjes. Maar mannelijke tuimelaars vormen soms levenslange homoseksuele koppels. Het antwoord is dus ja?


Adriaens: ‘De vraag is wat je precies bedoelt met homoseksualiteit bij dieren. In het boek gaan we systematisch na op welke niveaus je daarvan kunt spreken. Op het niveau van gedragingen lukt dat nog wel, maar hoe verder je evolueert richting voorkeur en identiteit, hoe moeilijker het wordt, omdat je nu eenmaal niet met dieren kunt spreken en dat wel nodig is om dingen als identiteit op het spoor te komen. Daarbij komt nog dat veel onderzoekers en de publieke opinie een obsessie hebben met de duur van een relatie, terwijl monogame relaties in een groot deel van de dierenwereld nauwelijks voorkomen.

Het is dan ook vaak absurd te verwachten dat twee homoseksuele mannetjes heel lang met elkaar zullen blijven omgaan. Bovendien stellen zich bij het onderzoek praktische problemen: als je echt wil weten of mannelijke tuimelaars een leven lang exclusief homoseksueel zijn, dan moet je hen permanent volgen.’


De Block: ‘Toch denk ik dat de aanwijzingen die we hebben er heel sterk op wijzen dat de relaties tussen tuimelaars echt wel exclusief zijn en dus dat er echte homoseksuele oriëntatie bestaat bij bepaalde zeezoogdieren.’


Adriaens: ‘Het heeft er bovendien alle schijn van dat mensen die gekant zijn tegen het gebruik van het woord homoseksualiteit in de context van zoölogisch onderzoek overdreven eisen stellen aan wetenschappelijke terminologie. Het is ook opvallend dat ze er helemaal geen moeite mee hebben om te spreken over honger, angst of andere emotionele fenomenen bij dieren, ook al weten ze dat die niet helemaal identiek zijn aan menselijke psychologische toestanden. Maar het woord homoseksualiteit vinden ze iets typisch menselijks en niet geschikt voor dieren.’


Jullie halen in het boek een aantal studies aan die de evolutionaire paradox van homoseksualiteit onderuithalen. Die stelt dat als er homogenen bestaan en als homoseksuelen minder nakomelingen voortbrengen dan heteroseksuelen, het onvermijdelijk is dat homogenen verdwijnen. Wat zijn de belangrijkste studies?


Adriaens: ‘Het belangrijkste type van studies die de scherpte van de paradox afzwakken, zijn vooral antropologische en historische studies. Ik denk bijvoorbeeld aan het onderzoek van Randolph Trumbach over alternatieve vormen van homoseksualiteit, zoals pederastie, de seksuele relatie tussen een volwassen man en een opgroeiende jongen. Die vorm van homoseksualiteit was gangbaar in het oude Griekenland en in de renaissance in Italië, maar ook recent nog in Afghanistan. De status van de volwassen man werd daarbij ten dele bepaald door de schoonheid van de jongens die aan zijn zijde liepen. Naast hun seksuele relatie met die jongens waren de mannen ook getrouwd met vrouwen, en zorgden ze voor nageslacht. De homoseksuele relaties werden getolereerd en zelfs aangemoedigd, maar tegelijk werd verwacht of zelfs geëist dat de mannen in die relatie zich ook voortplantten.’


De Block: ‘Exclusieve homoseksuele voorkeuren liggen voor zover we weten in vrijwel alle populaties ergens tussen drie en vijf procent en op heel veel plaatsen zijn er sociale normen die daartegen ingaan. Ik denk dat je kunt aannemen dat er doorheen de geschiedenis weinig samenlevingen zijn geweest waarin homoseksuelen getolereerd werden én er geen verwachting was dat ze zich voortplantten, zoals dat nu bij ons wél het geval is.’

Het boek gaat alleen over homoseksualiteit bij mannen. Komt er nog een tweede boek over homoseksualiteit bij vrouwen?

De Block: ‘We focusten ons op homoseksualiteit bij mannen omdat er duidelijke verschillen zijn met homoseksualiteit bij vrouwen. Amerikaans psycholoog Louis Berman heeft het over zestien verschillen. Als onze bevindingen konden worden veralgemeend naar vrouwelijke homoseksualiteit, hebben we dat vermeld, maar in vele gevallen is dat niet zo. Ik ben ervan overtuigd dat er heel veel over homoseksualiteit bij vrouwen te doen valt. Maar voorlopig hebben we nog geen plannen in die richting.’


Andreas De Block en Pieter R. Adriaens, Born This Way, Lannoo, 24,99 euro

Pieter R. Adriaens en Andreas De Block zijn respectievelijk docent en hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. Ze schrijven samen over geestesziekten, seksuele perversies en homoseksualiteit. Hun werk verschijnt zowel in wetenschappelijke tijdschriften als in wetenschapsbladen.