Eos Pipet

Jasper Van Assche onderzoekt waarom diversiteit polariseert

Etnische diversiteit roept negatieve gevoelens op bij sommige Vlamingen. Jasper Van Assche formuleert manieren om die houding om te buigen.

Migratie en diversiteit zijn hete hangijzers. In 2015 presenteerde de vluchtelingencrisis zich als een oliespoor dat van tankstation naar tankstation liep, met een morsige uitloper in Calais. Iets later dook in kranten en cafés de discussie op over hoofddoeken en Zwarte Pieten. En vorig jaar triomfeerde uiteindelijk een extreemrechtse partij in de Vlaamse stemhokjes.

In Singapore moet elk flatgebouw verplicht een etnische mix van bewoners huisvesten. Dat bevordert de sociale integratie

Plots zat psycholoog Jasper Van Assche gevangen in het oog van een storm. Zijn doctoraatsonderzoek was bij aanvang in 2013 al politiek geladen, maar nu moest hij nog bedachtzamer te werk gaan. ‘Zorg je dat je dit zeker correct vermeldt?’, vraagt hij in de loop van het gesprek. ‘Dit is een delicaat onderwerp.’

Schildpadden

Voor zijn doctoraat ging Van Assche na welke effecten diversiteit heeft op ons dagelijks leven. Zijn wetenschappelijke vertrekpunt was een invloedrijke paper van Harvard-professor Robert Putnam, waarin stond dat etnische diversiteit negatieve gevolgen heeft voor iedereen. In gemengde wijken, noteerde Putnam, gedroegen mensen zich als schildpadden: ze keerden inwaarts. Hij beschreef hoe autochtone blanken, maar ook Afro-Amerikanen, latino’s en Aziaten minder vertrouwen toonden in elkaar – ook binnen de eigen groep – en hoe ze zich minder coöperatief opstelden in hun gemeenschap. De sociale cohesie rafelde uiteen.

‘Ik wilde nuances aanbrengen,’ zegt Van Assche, ‘door te kijken naar het individu.’ Hij stuurde vragenlijsten uit naar inwoners van Vlaamse en Nederlandse wijken met meer en minder diversiteit. Hij vroeg hen onder andere of ze uit hun buurt weg wilden en of ze zouden stemmen op een bepaalde politieke partij. ‘Hun antwoorden toetste ik af aan schalen om buurttevredenheid, vooroordelen en attitudes te meten. Binnen Europa zijn we de eerste onderzoeksgroep die deze combinatie van individu en omgeving systematisch heeft bekeken.’

Van Assche vond dat diversiteit op zichzelf niet schadelijk is voor de samenleving. Het triggert wel degelijk negatieve reacties, maar anders dan wat Putnam had beschreven, kwamen die alleen bij sommige individuen voor. ‘Zij lieten zich in de vragenlijsten opmerken door hun sterke hang naar autoritarisme. Ze hechten belang aan hun eigen gemeenschap, en leiders volgen ze blindelings. Ze houden ook vast aan traditionele normen en waarden – gehoorzaamheid is voor velen onder hen bijvoorbeeld de belangrijkste waarde die we onze kinderen moeten leren. Ze reageren ook agressief op personen die van die waarden afwijken.’

Op de vraag of die individuen te herkennen vallen aan kenmerken als leeftijd, geslacht of opleidingsniveau, reageert Van Assche terughoudend. ‘Dat is een gevaarlijk denkspoor. Er is tegenwoordig veel te doen rond de ‘angry white man’ die in de Verenigde Staten op Donald Trump stemt. Dat is een stereotiep figuur. Je vindt evengoed jonge en hoogopgeleide mannen en vrouwen die hoog scoren op autoritarisme. Soms zijn er kleine verbanden tussen autoritarisme en demografische kenmerken, maar je moet toch vooral kijken naar hoe die mensen denken en aan welke wereldbeelden ze vasthouden.’

Niet marginaliseren

De conclusies die Robert Putnam in zijn paper trok, stemden hem droef. Erger nog waren naar eigen zeggen de reacties die hij op zijn onderzoek ontving. ‘Mijn foto stond pontificaal op de website van de Ku Klux Klan. Als eerbetoon, omdat ik het failliet van de multiculturele samenleving zou hebben bewezen’, zei hij recent in een interview met De Volkskrant.

Van Assche was zich bewust van hoe het Putnam in sommige media is vergaan. Toen hij zijn eigen bevindingen neerschreef in een paper voor het vakblad Current Directions in Psychological Science, besefte hij dat het beeld dat hij schetste ook op een omgekeerde manier schade kon berokkenen. ‘Politici als Emmanuel Macron en Hillary Clinton hebben extreemrechtse stemmers al ‘layabouts’ en ‘deplorables’ genoemd (nietsnutten en betreurenswaardigen, red.). Ik denk dat het geen goed idee is om die mensen te marginaliseren. Hier in Vlaanderen hebben we gemerkt dat een groeiende groep ontevredenen een grote impact kan hebben op de samenleving. Ze kaarten bovendien een probleem aan dat niet alleen in hun hoofd zit.’

Voor Van Assche diende zich een kans aan. Hij besloot het onderzoek aan te grijpen om oplossingen te formuleren. ‘Ik wil politici, beleidsmakers en buurtwerkers handvatten aanreiken om de sociale samenhang te bevorderen. Veel allochtonen wonen geclusterd in bepaalde wijken, je vindt er bijna geen autochtonen. Dat maakt het makkelijk om elkaar te vermijden, terwijl contact net bevorderlijk is. Uit een nieuw onderzoek waaraan ik werk, blijkt dat ontmoetingen tijdens buurtfeesten of kookworkshops vooroordelen reduceren en tolerantie promoten. Vooral bij Vlamingen die diversiteit als een bedreiging aanvoelden.’

Quota in flatgebouwen

Misschien kan het ook structureler. In 1989 besloot de overheid van de stadstaat Singapore om etnische segregatie aan te pakken via wetgeving voor de woningmarkt. In zowat elk flatgebouw moet de etnische mix ruwweg overeenkomen met de gemiddelden in de samenleving. Onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat het quotasysteem in Singapore de sociale integratie versterkt.

‘De overheid stimuleert contact tussen etnische groepen op een heel directe en expliciete manier. Dat uitgesproken standpunt van de overheid brengt met zich mee dat mensen die veel belang hechten aan opgelegde normen en waarden daar het multiculturalisme meer gaan steunen. Die vaststellingen zijn voorlopig uniek voor Singapore. Ik weet niet of het haalbaar of wenselijk is dat westerse landen op een soortgelijke manier beleid voeren’, zegt Van Assche. ‘De startwaarden voor diversiteit verschillen van maatschappij tot maatschappij. In de ene streek is er veel meer diversiteit dan in de andere, en ook de historische context van etnische conflicten kan anders zijn.’

Hoe dan ook ziet Van Assche de toekomst optimistisch tegemoet. ‘Veel onderzoek toont aan dat er op lange termijn vooruitgang valt te boeken. Duitsland heeft bijvoorbeeld sterk ingezet op integratie. In een jaar tijd heeft het land een massale instroom van vluchtelingen opgevangen. Een deel van hen heeft inmiddels een baan die overeenstemt met hun diploma. Ik hoop dat België zal volgen met een beleid dat inzet op samen-leven in plaats van naast elkaar leven. Want iedereen weren en een muur optrekken, daarvoor is het toch al lang te laat.’

Jasper Van Assche (1989) werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent. Hij doceert ook aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij behaalde zijn doctoraat in mei 2018. Zijn onderzoek handelt over de rol van diversiteit in de samenleving, politieke attitudes, en groepsprocessen. Hij zit in de redactie van het Journal of Social and Political Psychology en won onder meer de Belgian Association for Psychological Sciences Best PhD Award 2019.